ECLI:NL:GHAMS:2017:5683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
23-000766-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2017. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf die eerder was opgelegd door de politierechter in de rechtbank Amsterdam op 8 januari 2013. De verdachte, die op dat moment al 103 dagen in voorarrest had doorgebracht, was door de Staat tot ongewenst vreemdeling verklaard. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, maar de proeftijd met één jaar te verlengen. De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, onder verwijzing naar de reeds doorgebrachte tijd in voorarrest en de status van de verdachte als ongewenst vreemdeling.

Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte inmiddels 73 dagen langer in voorarrest had doorgebracht dan de opgelegde gevangenisstraf. Bovendien was er geruime tijd verstreken sinds de voorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging en heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000766-17
datum uitspraak: 15 december 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684532-16 en 13-229642-12 (TUL) tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. [plaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2013 onder parketnummer 13-229642-12 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen maar de proeftijd met één (1) jaar te verlengen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af te wijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte, op het moment dat hem bij vonnis waarvan beroep de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand werd opgelegd, in dezelfde zaak reeds 103 dagen in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast voerde zij aan dat de verdachte ongewenst vreemdeling is verklaard en derhalve niet behandeld zal worden gedurende de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, waardoor deze neerkomt op een verkapte detentie.
Het hof overweegt als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte 73 dagen langer in voorarrest heeft doorgebracht dan de gevangenisstraf die hem is opgelegd in de onderhavige strafzaak. Voorts is gebleken dat de verdachte, die door de Staat tot ongewenst vreemdeling is verklaard, wederom de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) opgelegd heeft gekregen. Daar komt bij dat reeds geruime tijd is verstreken sinds de voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd aan de verdachte. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2013, parketnummer 13-229642-12, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 31 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2013, parketnummer 13-229642-12, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. C.M. Degenaar en mr. M.E. Hinskens-van Neck, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 december 2017.