ECLI:NL:GHAMS:2017:5593

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
23-003963-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 19 tabletten MDMA op 27 april 2016 te Amsterdam. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim, omdat de politie geen bevoegdheid had om de verdachte te fouilleren en dat de fouillering disproportioneel was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verbalisanten op grond van de Wet Wapens en Munitie de bevoegdheid hadden om de verdachte te fouilleren. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Het hof besloot om dezelfde straf op te leggen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof benadrukte dat MDMA ernstige schade kan toebrengen aan de gezondheid van gebruikers en dat het gebruik van deze stof bezwarend is voor de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat meebracht dat een taakstraf passend was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003963-16
datum uitspraak: 4 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-119859-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 19 tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de politie geen bevoegdheid had om te fouilleren en - subsidiair - dat de fouillering disproportioneel is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 april 2016 blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op diezelfde datum zijn aangesproken door een groep personen die even tevoren werd bedreigd door een tweetal jongens. Een jongen uit deze groep vertelde aan de verbalisanten dat een van de twee jongens die hen had bedreigd een voorwerp had laten zien in de vorm van een
taser. De groep heeft bedoelde twee jongens aangewezen aan de verbalisanten, waarop de verbalisanten de twee jongens hebben gefouilleerd. In de rechter binnenzak van de verdachte heeft de verbalisant [verbalisant 2] vervolgens een zakje met 19 pillen aangetroffen.
Nog daargelaten dat de raadsvrouw haar standpunt niet heeft onderbouwd aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, zodat geen sprake is van enig responsieplichtig verweer, faalt het reeds omdat de verbalisanten, gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, op grond van artikel 52 van de Wet Wapens en Munitie de bevoegdheid hadden de verdachte te fouilleren, terwijl voorts niet is gebleken dat de verbalisanten bij de uitvoering van hun bevoegdheden disproportioneel hebben gehandeld.
De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 april 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 19 tabletten van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft 19 pillen bevattende MDMA aanwezig gehad. MDMA is een stof die ernstige schade kan toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers daarvan. Tevens is het gebruik van deze stof bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Gelet op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 maart 2017, zal worden volstaan met een taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 april 2017.