In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij beslagen heeft gelegd ten laste van een debiteur zonder dat het vonnis aan de debiteur was betekend. Dit leidde tot de ongeldigheid van de beslagen. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder de kosten van deze onjuiste beslagen doorbelast aan klaagster. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht gegrond verklaard en een geldboete van € 500,- opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. Het hof bevestigt deze beslissing.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 15 mei 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer, die op 25 april 2017 de klacht van klaagster gegrond verklaarde. Klaagster heeft op 12 juni 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 12 oktober 2017, waarbij zowel de gerechtsdeurwaarder als klaagster aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat klaagster een onderneming exploiteert die zich bezighoudt met incasso-rechercheopdrachten en dat zij gebruik heeft gemaakt van de diensten van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft in 2014 beslag gelegd op de bankrekening van de debiteur, maar het vonnis was niet tijdig betekend. Dit leidde tot een verstoring van de werkrelatie tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder, wat resulteerde in juridische procedures.
Het hof oordeelt dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij belang heeft bij de correcte uitvoering van de beslagleggingen. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt door de beslagen te leggen zonder dat het vonnis was betekend. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder niet gerechtigd was om kosten in rekening te brengen voor deze ongeldige beslagen. De maatregel van een geldboete van € 500,- wordt als passend en geboden beschouwd.