ECLI:NL:GHAMS:2017:5490
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de rechtsgeldigheid van executie en terugbetaling van teveel geïncasseerde gelden
In deze zaak gaat het om een klacht tegen een (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder, ingediend door twee klagers. De klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat de executie van een verstekvonnis niet rechtsgeldig is en dat teveel geïncasseerde gelden niet voortvarend zijn terugbetaald. De kamer heeft de klacht deels gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder een berisping opgelegd. Het hof oordeelt echter dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor handelingen die buiten zijn betrokkenheid zijn verricht. Het hof vernietigt de eerdere beslissing en verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
De gerechtsdeurwaarder had op 22 maart 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die op 21 februari 2017 de klacht van de klagers gegrond had verklaard. De klagers stelden dat de executie niet rechtsgeldig was omdat de vordering al was overgedragen aan een andere vennootschap voordat het verstekvonnis was betekend. Daarnaast werd betoogd dat de terugbetaling van teveel geïncasseerde bedragen niet voortvarend genoeg was geschied.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren vastgesteld en heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vertraagde restitutie, aangezien hij niet betrokken was bij de behandeling van het dossier. Het hof benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor handelingen die door medewerkers van zijn kantoor zijn verricht, waar hij geen invloed op had. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 december 2017.