ECLI:NL:GHAMS:2017:5482
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M. van der Nat
- P.C. Römer
- J. Piena
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie, die was ingesteld tegen een veroordeelde voor het medeplegen van witwassen. De rechtbank Haarlem had eerder de veroordeelde verplicht tot betaling van een bedrag van € 26.125,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Het gerechtshof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad, die de eerdere uitspraak had vernietigd. Tijdens de zitting op 7 november 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de veroordeelde opnieuw de verplichting zou krijgen opgelegd tot betaling van € 52.250,00, het bedrag dat geschat werd als wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman van de veroordeelde heeft echter betoogd dat zijn cliënt geen daadwerkelijk profijt heeft genoten van het gronddelict en dat er geen aanwijzingen zijn voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het bewezen verklaarde witwassen. Het hof oordeelde dat het geldbedrag dat de veroordeelde had, niet heeft geleid tot een op geld waardeerbaar voordeel. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat de veroordeelde soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. Daarom heeft het hof de ontnemingsvordering afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd.