Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…)
“(…) Op 25 november 2015 heeft AEB Inashco bezocht om een audit uit te voeren en een aantal verbeterpunten te bespreken. (…) [A] ( [A] , hof.) wilde graag de analyseresultaten van de geleverde vrachten zien. Deze resultaten worden binnen Inashco als commercieel gevoelig beschouwd. Ik heb daar ook geen toegang toe. Wij zijn daarom naar de laboratoriummanager gegaan, die die toegang wel heeft, en wij hebben op zijn computer van een aantal AEB leveringen de analyses laten zien. [A] was tevreden dat wij hem de analyseresultaten hebben laten zien en heeft toen inderdaad aangegeven de resultaten in de toekomst willen hebben. Ik heb toen tegen [A] gezegd dat wij deze resultaten normaliter nooit verstrekken, maar dat hij ze te allen tijde mag inzien, en als hij ze toegestuurd wil krijgen, dat hij dit via de board moet regelen. (…)”
“(…) Op 13 juli 2015 heb ik uitvoerig contact gehad met [A] van AEB over het Addendum en in het bijzonder bijlage 1 daarbij. Daarbij is besproken om de kosten over 2014-2015 niet met terugwerkende kracht te verrekenen. Dit bleek uit het toevoegen van de term “n/a” in de bijlage (…). Dat ik in de email heb gerefereerd aan het toevoegen van het woord Indicatief wijst op het feit dat we dit item daadwerkelijk besproken hebben voorafgaand aan de het overleg. Het woord indicatief verwijst ook naar het feit dat op het moment dat we deze verrekening over toekomstige periodes wel zouden effectueren, wij deze bedragen zouden gaan gebruiken, maar over de periode 2014/15 zouden we niet verrekenen.
3.Beoordeling
Voorwaardelijk, voor het geval de vordering van Inashco in conventie wordt toegewezen, heeft AEB - kort gezegd - gevorderd, Inashco te veroordelen haar rapportageverplichtingen tijdig en onverkort na te komen en Inashco te gebieden de samenwerking met Boskalis te staken voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van een aan onder meer AEB en de TU-Delft toekomend octrooi, met veroordeling van Inashco in de proceskosten.
grief 1komt Inashco op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat voorshands voldoende aannemelijk is dat Inashco niet heeft voldaan aan haar in artikel 3.3 en 3.4 van het Addendum opgenomen inzage- en rapportageverplichtingen en dat AEB om die reden de Overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 3.5 mocht beëindigen. Inashco voert daartoe aan dat AEB de Overeenkomst niet mocht beëindigen omdat zij niet tijdig en niet voldoende duidelijk heeft laten weten welke concrete informatie en rapportages zij van Inashco wilde hebben, dat Inashco voor zover dat mogelijk was aan haar inzage- en rapportageverplichtingen heeft voldaan en, ook als dat niet het geval is, zulks geen materiële schending van de Overeenkomst als bedoeld in artikel 3.5 van de overeenkomst oplevert, althans het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien AEB de samenwerking op die grond zou kunnen beëindigden.
- Maandelijkse rapportage van Inashco over grade en recovery van zowel de ADR als Maandelijkse rapportage over de samenstelling van HNF en LNF in het metaalconcentraat inclusief de resultaten van de analyses;
“Inashco schiet (…) tekort in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst inclusief het addendum. In artikel 3.3 en 3.4 van het addendum is bepaald dat Inashco aan AEB moet rapporteren. De tot op heden door Inashco gestuurde rapportages zijn niet in overeenstemming met de gemaakte afspraken. (…) door niet in overeenstemming met de afspraken te rapporteren schiet Inashco tekort in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst inclusief het addendum.
Grief 1faalt.
grief 2komt Inashco op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat voorshands aannemelijk is dat Inashco het bedrag van de factuur aan AEB verschuldigd is en dat AEB een voldoende spoedeisend belang heeft bij betaling daarvan.
grief 2faalt derhalve.
grief 3komt Inashco op tegen de veroordeling om binnen zes weken na betekening van het vonnis de ADR-installatie van het AEB-terrein te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Inashco betoogt daartoe allereerst dat zoals met grief 1 is aangevoerd geen gronden bestaan voor beëindiging van de overeenkomst en dus ook niet voor verwijdering van de ADR-installatie. Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van grief 1 is overwogen volgt dat de grief in zoverre niet kan slagen.
grief 4komt Inashco op tegen de veroordeling om uiterlijk op 10 januari 2017 aan AEB de in het Addendum overeengekomen rapportages aan te leveren over onder meer - maar niet beperkt tot - de verkopen aan Fondel en de verkopen door Fondel van de metalen die zijn opgewerkt uit de bodemas van AEB over de periode 13 juli 2015 tot en met december 2016, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij daar niet aan voldoet.