ECLI:NL:GHAMS:2017:5474

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
3 januari 2018
Zaaknummer
23-002838-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing kwalificatie en schadevergoedingsmaatregel in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 juli 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van feit 1, de toepasselijke wettelijke voorschriften en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De aanpassing van de kwalificatie houdt in dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, meermalen gepleegd, zoals bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

De politierechter had de vordering van de benadeelde partij van € 14.020,48 toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte in 69 maandelijkse termijnen van € 200,00 en 1 termijn van € 220,48 zou moeten betalen. In hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte niet in staat is om deze termijnen te betalen en heeft hij verzocht om de maandelijkse termijnen te verlagen. Het hof heeft overwogen dat het aangewezen is dat de verdachte de schade in termijnen vergoedt, maar heeft geconcludeerd dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel niet mogelijk is, omdat de termijnen samen het tijdvak van twee jaren niet mogen overschrijden. Dit zou leiden tot vervangende hechtenis als de betaling niet kan plaatsvinden.

Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, zoals opgenomen in het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd ten aanzien van de kwalificatie van feit 1, de wettelijke voorschriften en de schadevergoedingsmaatregel, maar het vonnis wordt voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002838-16
datum uitspraak: 17 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-093596-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de kwalificatie van feit 1, de toepasselijke wettelijke voorschriften en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De kwalificatie van feit 1 zal als volgt worden aangepast:
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Overwegingen met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de gehele vordering van de benadeelde partij van € 14.020,48 toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij is bepaald dat bovengenoemde schadevergoedingsmaatregel mag worden voldaan in 69 opeenvolgende maandelijkse termijnen van elk € 200,00 en 1 maandelijkse termijn van € 220,48.
De raadsman heeft in hoger beroep bepleit dat de verdachte bereid is de vordering van de benadeelde partij te voldoen, maar niet in staat is om dit in maandelijkse termijnen van € 200,00 te doen. De raadsman heeft daarbij verwezen naar het budgetoverzicht dat is opgenomen in het ondersteuningsplan van 15 september 2017 van het Sociaal wijkteam Assendelft en Westzaan, waaruit volgt dat de verdachte op dit moment financiële ruimte heeft voor de betaling van maximaal € 103,29 per maand. De raadsman heeft dan ook primair bepleit geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, subsidiair de maandelijkse termijnen te verlagen tot een bedrag van € 103,00.
Het hof acht het aangewezen dat de verdachte de door haar veroorzaakte schade in termijnen zal vergoeden, gezien de door de verdediging overgelegde stukken met betrekking tot haar inkomenssituatie. Gelet op het bepaalde in artikel 24a van het Wetboek van strafrecht, dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel van overeenkomstige toepassing is, is er echter geen mogelijkheid de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van de volledige schade met een termijnbetaling van € 100,00 per maand. Bij een betaling in termijnen mogen de termijnen tezamen het tijdvak van twee jaren immers niet overschrijden. Daarom wordt afgezien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu zich hier de uitzonderlijke situatie voordoet dat op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis als de betaling niet in termijnen - van voornoemde, tamelijk beperkte omvang - kan plaatsvinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van feit 1, de toepasselijke wettelijke voorschriften en de schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2017.