2.2.In de door partijen op 9 september 2010 overeengekomen huwelijkse voorwaarden is, voor zover thans van belang, het navolgende bepaald.
“
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
Artikel 4
De echtgenoten zijn, voor zover zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking.
Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.
1. Ingeval het huwelijk door de dood of door echtscheiding wordt ontbonden (…), vindt er verrekening van de vermogens van de echtgenoten plaats, zo, dat ieder van de partijen gerechtigd is tot een waarde, gelijk aan die waarde waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest ingeval er de algehele gemeenschap van goederen tussen hen had bestaan.
2. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van ontbinding van het huwelijk door de dood of ingeval van ontbinding door echtscheiding (…), naar de toestand op de dag van het instellen van de vordering tot scheiding.
3. Het in de verrekening te betrekken vermogen van ieder der echtgenoten bestaat uit het saldo van zijn bezittingen en schulden. (…)
4. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert, zo, dat ieder van hen de helft geniet van het vermogen als omschreven in lid 1 (…).
7. Ingeval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of (…) terwijl een procedure tot echtscheiding (…) aanhangig is (…), worden in de verrekening niet betrokken:
- (…)
- de goederen die ten huwelijk zijn aangebracht;
- de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen;
- de op die verkrijgingen drukkende schulden en de wegens die verkrijgingen geheven belastingen, zoals successie-, schenkings- en overgangsrecht;
- al hetgeen voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden, met dien verstande, dat de inkomsten uit die goederen en de renten van die schulden, alsmede de kosten en lasten die uit die inkomsten plegen te worden voldaan, eveneens niet in de verrekening zullen worden betrokken.
1. De uitkering moet worden gedaan in geld en wel binnen een jaar na de ontbinding van het huwelijk, ofwel het onherroepelijk worden van de afwijzing van een eventuele vordering tot opheffing van het deelgenootschap. Ingeval echter gewichtige redenen zich verzetten tegen voldoening binnen vorenbedoelde termijn, zullen partijen een redelijke betalingsregeling – al of niet met zekerheidsstelling – treffen, waarbij de belangen van alle partijen in acht genomen worden.
Artikel 12
Bij echtscheiding (…) worden de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken verevend conform het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. (…) De echtgenoten geven elkaar over en weer een onherroepelijke volmacht om na de totstandkoming van de echtscheiding alle handelingen te verrichten die nodig zijn voor het verkrijgen van een eigen aanspraak door de vereveningsgerechtigde.
Artikel 13
Bij echtscheiding (…) wordt de waarde van de aanspraken op een oudedagsvoorziening, die geen pensioenrechten zijn in de zin van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, bij helfte verrekend.”