Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- [A] (hierna te noemen: [A] ), advocaat: mr. W.A. Koers te Leusden
- mevrouw [Y] (hierna te noemen: de betrokkene / de moeder);
- [B] (hierna te noemen: [B] );
- [C] (hierna te noemen: [C] ).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [X] om een mentorschap in te stellen voor zijn moeder, mevrouw [Y], die lijdt aan dementie en in een verzorgingshuis verblijft. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 oktober 2016, waarin het verzoek van [X] werd afgewezen. [X] stelde dat er onenigheid in de familie is en dat hij geen informatie ontvangt over het welzijn van zijn moeder, wat volgens hem de noodzaak voor een mentorschap onderstreept. Hij verzocht om de benoeming van een neutrale mentor.
De andere betrokkenen, waaronder [A] en [B], stelden dat een mentorschap niet noodzakelijk is, aangezien er al een bewindvoerder is aangesteld die de financiële belangen van mevrouw [Y] behartigt. Het hof heeft de argumenten van [X] en de andere partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat er geen concrete feiten zijn die wijzen op een tekortkoming in de zorg voor mevrouw [Y]. De communicatieproblemen tussen [X] en zijn zusters zijn niet voldoende om een mentorschap te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking en wijst het verzoek van [X] af, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.