ECLI:NL:GHAMS:2017:5426

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
23-001844-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake auto-inbraken te Amsterdam met medeplegen en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van twee auto-inbraken die plaatsvonden op 31 augustus 2016 te Amsterdam. Samen met een mededader heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van een multimediasysteem en een navigatiesysteem door de autoruiten in te slaan. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, maar het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader op heterdaad zijn betrapt door getuigen en politie, wat leidde tot hun aanhouding. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Tevens zijn de in beslag genomen inbrekersgereedschappen verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001844-17
datum uitspraak: 27 december 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-702568-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
adres: [adres 1]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - een multimediasysteem van het merk Bosch en/of; - een navigatiesysteem van het merk Becker althans enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] respectievelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat syste(e)m(en) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen systemen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de autoruit(en) in te slaan en/of het portier te vernielen van de personenauto('s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.

Overwegingen omtrent het bewijs

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. Hij heeft daartoe onder andere aangevoerd dat niet bewezen kan worden het medeplegen van de diefstal uit de auto [het hof begrijpt: de Volkswagen Golf Plus], omdat de verdachte geen intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het misdrijf. De enkele omstandigheid dat de verdachte op het parkeerterrein aanwezig was en dat hij wegrende toen de politie arriveerde heeft in dit verband onvoldoende zeggingskracht. Voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal uit de Mercedes is om verschillende redenen (ook) onvoldoende bewijs voorhanden, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt allereerst dat het op basis van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende als vaststaand aanneemt.
Op 31 augustus 2016 klonk er in het holst van de nacht op een parkeerterrein aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam glasgerinkel. Vervolgens werd er met een licht geschenen in de auto waarvan het glasgerinkel kwam, een Volkswagen Golf Plus. Prompt hierna liepen twee in het donker geklede jongens richting de uitgang van het parkeerterrein. Bij het zien van ter plaatse gekomen politieambtenaren riepen de jongens iets, kozen het hazenpad en probeerden – al klimmend over een hek – tevergeefs aan de politie te ontkomen; de jongens werden aangehouden. De rechter voorportierruit van de Volkswagen bleek te zijn vernield en uit het voertuig bleek een multimediasysteem te zijn weggenomen. Dit systeem is vervolgens aangetroffen in bosschages langs de (vermoedelijke) vluchtroute van de jongens. Op het parkeerterrein stond die nacht ook een voertuig van het merk Mercedes. Van dit voertuig, dat was doorzocht, was het rechter voorportierraam eveneens ingeslagen. Uit de Mercedes is (een module voor) een navigatiesysteem weggenomen. Dit voorwerp bevond zich in een tasje met inbrekersgereedschap dat door de ter plaatse gekomen politieambtenaren op het terrein van de parkeerplaats is aangetroffen. De jongens bleken de verdachte en [medeverdachte] te zijn. Zij zijn op korte afstand van elkaar in Utrecht woonachtig en zijn in één eerdere strafzaak gelijktijdig (met elkaar) als verdachten aangehouden.
Deze opmerkelijke omstandigheden waaronder de verdachte samen met [medeverdachte] is aangetroffen acht het hof redengevend voor het bewijs in die zin dat daaruit wordt afgeleid dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met die Kadiri schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde auto-inbraken. De verdachte heeft tegenover de politie te kennen gegeven geen enkele vraag omtrent de feiten te willen beantwoorden (p. 51). Op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte ervoor gekozen geen gebruik van zijn aanwezigheidsrecht te maken en zichzelf aldus de kans ontnomen zijn aanwezigheid op het parkeerterrein ten overstaan van de rechter van een plausibele uitleg te voorzien. Nu de verdachte aldus geen evengenoemde redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, kan het ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen als na te melden. Hieruit spreekt dat het hof het hier niet van doorslaggevend belang acht dat de getuigen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, niet hebben waargenomen dat de verdachte en Kadiri in de buurt van de Mercedes hebben gestaan en dat zij slechts éénmaal glasgerinkel hebben gehoord; het ontbreken van deze waarneming kan diverse verklaarbare oorzaken hebben gehad, zoals dat deze inbraak in de Mercedes reeds (kort) voor het arriveren van de twee getuigen heeft plaatshad. Bovendien is er in het procesdossier geen aanknopingspunt te vinden voor de gedachte dat een ander of anderen zich op dat tijdstip op het parkeerterrein bezig heeft of hebben gehouden met auto-inbraken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een multimediasysteem van het merk Bosch toebehorend aan [slachtoffer 1] en
- een navigatiesysteem van het merk Becker toebehorend aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waarbij hij, verdachte, en zijn mededader die weg te nemen systemen onder hun bereik hebben gebracht door de ruiten in te slaan van personenauto's.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-18 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 12-13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten(of één of meer van hen):
Op 31 augustus 2016 te 02.04 uur waren wij, na een melding van diefstal uit een auto door middel van braak die plaatsvond op een parkeerterrein P2 P&R aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam, ter plaatse aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam.
Aanrijdend[naar het hof begrijpt: in een politievoertuig] hoorden wij dat de getuige [naar het hof begrijpt: [getuige 1]] meldde dat er twee verdachten, na een inbraak uit een auto, weggerend waren in zuidelijke richting van het parkeerterrein en daar over een hek zouden klimmen. De getuige verklaarde dat de verdachten zouden voldoen aan het navolgende signalement:
verdachte 1:
- zwarte bovenkleding
- zwarte onderkleding
- witte schoenen
- kleiner dan 185 cm (schatting)
verdachte 2:
- zwarte bovenkleding
- zwarte onderkleding
- kleiner dan 185 cm (schatting)
Op het moment dat wij om het terrein heen reden en ter plaatse kwamen bij het voornoemde hek zagen wij een tweetal jongens van het hek afspringen. Het signalement van deze jongens kwam overeen met het signalement dat was opgegeven door de getuige. Beide verdachten, [verdachte] (geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]) en [medeverdachte], (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]) zijn op 31 augustus 2016 te 02:10 uur aangehouden.
Wij, verbalisanten, hebben vastgesteld dat de woonadressen van de verdachten te Utrecht ongeveer honderd tot tweehonderd meter van elkaar verwijderd zijn. Wij, verbalisanten, ontdekten in de politiesystemen dat beide verdachten in één eerdere zaak [het hof begrijpt: in een eerdere strafzaak en als verdachten] gelijktijdig (met elkaar) zijn aangehouden.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-9 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pag. 20-21).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten(of één of meer van hen):
Op 31 augustus omstreeks 02:00 uur bevonden wij ons te Amsterdam. Aldaar hoorden wij dat er een inbraak in een voertuig gaande was op de Zuiderzeeweg te Amsterdam op een aldaar gelegen parkeerterrein. Wij zijn onmiddellijk ter plaatse gegaan. Op het parkeerterrein hebben wij een onderzoek ingesteld naar de aldaar geparkeerde voertuigen. Wij zagen dat er bij een voertuig, een Mercedes met Belgische kentekenplaten, een raam was ingeslagen en dat het voertuig was doorzocht. Tijdens ons onderzoek zagen wij op de grond van het parkeerterrein een roze tasje liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb handschoenen aangetrokken en zag dat er in het tasje inbrekersgereedschappen zaten. Ik zag namelijk een schroevendraaier, een schroefmachine en een centerpoint in het tasje zitten. Tevens zag ik dat er in het tasje een navigatiesysteem-module voor Mercedes van het merk Becker zat. Deze goederen zijn in beslag genomen.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag dat uit een Duitse Volkswagen [het hof begrijpt: een voertuig van het merk Volkswagen met een Duits kenteken] een multimediasysteem ontvreemd was. Ik heb toen een onderzoek ingesteld langs de (vermoedelijke) vluchtroute. Ik heb in de aangelegen bosjes gezocht en zag een multimediasysteem in de bosjes liggen. Ik zag dat er op dit multimediasysteem een Volkswagenlogo zat. Teven zag ik dat er een Volkswagennummer op stond. Ik zag dat het een multimediasysteem van het merk Bosch betrof.
3. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-10 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pag. 22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Op 31 augustus 2016 omstreeks 02.05 uur reed ik in uniform gekleed met een opvallende dienstmotor. Ik hoorde via de mobilofoon dat er mogelijk een diefstal uit een auto plaatsvond op het parkeerterrein P2 P&R aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. Ik ben vervolgens richting genoemd adres gereden. Ik hoorde dat de melder van het incident nog op het parkeerterrein zou staan. Aangekomen op het parkeerterrein werd ik aangesproken door de melder die opgaf te zijn genaamd [getuige 2]. Hij toonde mij op het parkeerterrein een Duits gekentekende Volkswagen Golf Plus. Ik zag dat het kenteken van het voertuig [kenteken 1] was en dat de rechter voorportierruit van dit voertuig geheel vernield was. Vervolgens hoorde ik collega’s, die inmiddels ook op het parkeerterrein gearriveerd waren, zeggen dat er verder op het parkeerterrein nog een personenauto stond waarvan ook de ruit van het rechter voorportier geheel vernield was. Ik zag vervolgens dat de auto die zij bedoelden een Mercedes betrof voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 2]. Beide voertuigen zijn in beslaggenomen.
4. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-1 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], (doorgenummerde pag. 5-6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op 30 augustus 2016 omstreeks 14:05 uur parkeerde ik mijn voertuig met kenteken [kenteken 1], een Volkswagen Golf+, op het parkeerterrein P&R aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. Ik parkeerde mijn voertuig zonder schade op voornoemde locatie en had mijn voertuig deugdelijk afgesloten. Ik kwam op 31 augustus 2016 omstreeks 09:45 terug op voornoemde locatie. Ik zag dat mijn voertuig niet meer op genoemde locatie stond. Bij navraag naar mijn voertuig bleek deze te zijn weggesleept door de politie. Ik hoorde dat er was ingebroken door middel van braak in mijn voertuig en dat mijn navigatie [het hof begrijpt: multimediasysteem met navigatiefunctie] uit het voertuig was weggenomen.
5. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-1 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pag. 7-9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 2]:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal door middel van braak uit een auto. Op 29 augustus 2016 te 15:52 uur parkeerde ik de auto van het merk Mercedes (kenteken [kenteken 2]) een parkeerterrein aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. Ik had de auto, die eigendom is van [slachtoffer 3], deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 31 augustus 2016 te 09:50 uur kwam ik weer terug bij de auto. Ik zag dat het voertuig niet meer aanwezig was. Ik ben toen naar een medewerker van Park&Ride [het hof: P&R] gegaan. Deze vertelde dat de auto door de politie was meegenomen. Ik weet niet wat er uit de auto is weg genomen. In de auto zit een navigatiesysteem ingebouwd. Bij de navigatie hoort een soort databox welke in het dashboardkastje zit verwerkt.
6. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-30 van 1 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pag. 11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededelingvan verbalisant:
Ik sprak op 1 september 2016 met collega [verbalisant 9]. Hij verklaarde mij: ‘Ik heb gister tijdens mijn dienst een navigatiesysteem [van het merk] Becker, kleur zwart (navigatiemodule in doos) teruggegeven aan de aangever [slachtoffer 2]. Ik liet [hem] het inbeslaggenomen navigatiesysteem zien en hij verklaarde mij dat dat in het dashboardkastje van zijn opengebroken auto had gelegen en dat hij de eigenaar was.’. Het navigatiesysteem is gevonden met een aantal andere goederen op het parkeerterrein waar de auto van aangever was opengebroken.
7. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016187990-8 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10], (doorgenummerde pag. 23).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de getuige
[getuige 1]:
Ik kwam [naar het hof begrijpt: op 31 augustus 2016 in Amsterdam het parkeerterrein] P&R 2 op bij de slagboom en fietste het terrein over naar de studentenwoningen. Daar ging ik het hek door. Ik parkeerde mijn fiets daar en stond met een vriend te praten. Ik hoorde glasgerinkel, dus ik keek het parkeerterrein op en ik zag een persoon staan bij een donkerkleurig voertuig. Ik zag hem met een lampje in de auto schijnen. Ik heb direct de politie gebeld en tijdens het gehele gesprek bleef hij bij het voertuig bezig. Hierna liepen er opeens twee personen richting de uitgang, bij de slagbomen, alsof ze niks gedaan hadden. Op dat moment kwam er een politieauto naar het p-terrein [het hof begrijpt: parkeerterrein] rijden. Zij [het hof begrijpt: die twee personen] zagen dat en begonnen te rennen richting het zuiden en gingen een hek over. Ik kan ze als volgt omschrijven:
verdachte 1:
- zwarte bovenkleding
- zwarte onderkleding
- witte schoenen
- kleiner dan 185 cm (schatting)
verdachte 2:
- zwarte bovenkleding
- zwarte onderkleding
- kleiner dan 185 cm (schatting)
en als mededeling van de verbalisant [kennelijk op basis van een nadere toelichting van [getuige 1]
]:
Met de ‘twee personen’ bedoelt de getuige dat er één persoon was die bij het voertuig stond en die [vervolgens] naar de uitgang liep en een tweede persoon die opeens meeliep, maar die de getuige nog niet eerder gezien.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2016187990-16 van 31 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pag. 26-27).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de getuige
[getuige 2], die als adres opgaf [adres 2]:
Op 31 augustus 2016 omstreeks 02.00 uur stond ik samen met een vriend bij de fietsenstalling van mijn woning. Deze woning is gelegen naast parkeerterrein P2 P&R. Op een gegeven moment hoor ik glasgerinkel komende uit de richting van het parkeerterrein. Ik keek en zag op ongeveer 80 meter afstand dat er met licht in een auto werd geschenen. Ik zag dat er twee personen in donkere kleding wegliepen van de auto waar ik licht zag schijnen. Ze liepen rustig richting de uitgang bij de slagbomen van het terrein. Vervolgens zag ik daar een politieauto. Ik hoorde dat die twee personen riepen. De auto die ik u nu aanwijs is de auto waarbij het lichtschijnsel zag en vanuit deze richting hoorde ik het glasgerinkel. Over de twee personen kan ik zeggen dat ik [bij hen] donkere kleding zag en dat één persoon lichtkleurige schoenen droeg.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

Inleiding
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 60 uren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld. De politierechter heeft de in beslag genomen en nog niet teruggegeven (inbraak)gereedschappen verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met dien verstande dat het stellen van bijzondere voorwaarden achterwege dient te blijven.
De raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bij wijze van strafmaatverweer bepleit dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in het algemeen een positieve gedragsontwikkeling heeft laten zien. Begin 2017 heeft de verdachte zelf om hulp bij de reclassering gevraagd. Het traject dat in het kader van het toezicht wordt doorlopen is er één met vallen en opstaan. Het toezicht lijkt echter effect te sorteren; de justitiecontacten van de verdachte in 2017 zijn minder talrijk dan in 2016. Bovendien zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn opleiding HBO-opleiding Accountancy, alsmede zijn werk bij een pizzeria op onaanvaardbare wijze doorkruisen, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Hoofdstraf
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee auto-inbraken waarbij een multimediasysteem en een (module voor een) navigatiesysteem zijn ontvreemd. De verdachte en zijn mededader hebben deze goederen onder hun bereik gebracht door de autoruiten in te slaan. Enkel door adequaat en doortastend optreden van getuigen en opsporingsambtenaren zijn de daders gepakt en voornoemde systemen terug bij de rechthebbenden. Wat resteert is de hinder en financiële schade bij de direct betrokkenen en de gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving, bij de gedupeerden en de omstanders in het bijzonder, waaraan de verdachte met zijn handelwijze heeft bijgedragen.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 december 2017 komt naar voren dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven. Dit weegt in zijn nadeel, in het bijzonder omdat het thans bewezen feit van 31 augustus 2016 is begaan nog geen maand na het veroordelend vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 augustus 2016 (onherroepelijk geworden op 19 augustus 2016).
Het hof bij het bepalen van de strafmaat en -soort gelet op de straf die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidiverende daders van auto-inbraken worden opgelegd. Die straf heeft zijn weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf van 6 weken genoemd. Deze straf neemt het hof tot uitgangspunt. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat de verdachte niet in één, maar in twee voertuigen heeft ingebroken, alsook dat hij die feiten samen met een ander heeft begaan. Anderzijds houdt het hof gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) rekening met de omstandigheid dat de verdachte na het plegen van het bewezen feit tot in totaal ongeveer 9 weken gevangenisstraf is veroordeeld.
Het hof ziet in hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht omtrent positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de verdachte geen aanleiding om ten gunste van de verdachte van genoemd uitgangspunt af te wijken. Daarbij is onder meer meegewogen dat de verdachte onlangs nog, op 6 december 2017, is veroordeeld wegens twee (al dan niet gekwalificeerde) diefstallen die op 21 november 2017 zouden zijn gepleegd. Hoewel dit vonnis nog niet onherroepelijk is, vormt die veroordeling wel een contra-indicatie om te kunnen aannemen dat de verdachte daadwerkelijk een positieve ontwikkeling heeft ingezet, ook omdat het hoger beroep tegen dat vonnis blijkens mededelingen van de raadsman (louter) is ingesteld wegens de daarin gehanteerde strafmaat. Nu de verdachte voorts kennelijk niet de behoefte heeft gevoeld om het hof terechtzitting in hoger beroep ervan te overtuigen dat niettegenstaande die laatste veroordeling van een opwaartse ontwikkeling in zijn leven sprake is, zal het hof hetgeen daaromtrent is gesteld als niet aannemelijk geworden terzijde schuiven. Bij die stand van zaken kan, mede gelet op de strafdoelen van vergelding en generale preventie, niet worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 6 weken passend en geboden. Hieruit volgt dat het hof de door de politierechter opgelegde en de advocaat-generaal gevorderde straffen onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van het bewezen verklaarde, bezien tegen de achtergrond van het strafblad van de verdachte.
Bijkomende straf
Niet vastgesteld kan worden aan wie de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een schroevendraaier, een schroefmachine, een centerpoint en een roze plastic tas toebehoren. Nu het bewezenverklaarde – zo staat voor het hof vast – met behulp van deze voorwerpen is begaan, zijn zij gelet op het bepaalde in artikel 33a Sr voor verbeurdverklaring vatbaar. Het hof zal die voorwerpen als bijkomende straf verbeurdverklaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 schroefmachine (itemnummer: 5244997);
- 1 schroevendraaier (itemnummer: 5244998);
- 1 centerpoint (itemnummer: 5244999);
- 1 roze plastic tas (itemnummer: 5245002).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. M.J.A. Plaisier en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 december 2017.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.