ECLI:NL:GHAMS:2017:5378

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
23/001969-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke toe-eigening van een lokfiets en de rol van de politie bij uitlokking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een Giant Cosmo fiets, die toebehoorde aan de Nationale Politie, eenheid Amsterdam. De diefstal vond plaats tussen 11 september 2014 en 6 oktober 2014. De verdediging stelde dat de verdachte was uitgelokt door de politie door het gebruik van een lokfiets, wat in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces volgens artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

Het hof oordeelde dat het gebruik van een lokfiets op zichzelf niet ongeoorloofd is en dat er geen bewijs was dat de verdachte door de politie was uitgelokt. De lokfiets was op een gebruikelijke plek geplaatst en was deugdelijk afgesloten. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de diefstal van de fiets.

De politierechter had de verdachte eerder schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. In hoger beroep heeft het hof, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten dat het opleggen van een straf geen redelijk doel meer diende. Het hof heeft daarom bepaald dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001969-17
datum uitspraak: 22 december 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-217414-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: Nieuwe Leliestraat 33 C, 1015 SJ Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 11 september 2014 tot en met 6 oktober 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Giant Cosmo fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nationale politie, eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 11 september 2014 tot en met 6 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk een Giant Cosmo fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nationale politie, eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De raadsman van de verdachte heeft zich op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte tot de diefstal is uitgelokt door de politie en zijn vervolging daardoor in strijd is met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens
(hierna: EVRM).
Het hof overweegt als volgt.
Naar vaste jurisprudentie is het gebruik van een zogenaamde lokfiets op zichzelf niet ongeoorloofd. Bij het antwoord op de vraag of, zoals door de raadsman betoogd, de lokfiets in de onderhavige zaak op onrechtmatige wijze als opsporingsmiddel is ingezet, dienen de omstandigheden van het geval betrokken te worden.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt dat de lokfiets op 6 september 2014 met toestemming van de officier van justitie door de politie is geplaatst op het trottoir van de Van Diemenstraat ter hoogte van de Silodam te Amsterdam, kennelijk in de buurt van een fietsenrek. Deze fiets werd deugdelijk afgesloten met een rood kabelslot. De lokfiets had geen bijzondere waarde of bijzondere kenmerken. Naar het oordeel van het hof is dit op zich een niet ongebruikelijke plek voor het stallen van een fiets. Ook anderszins zijn er geen aanknopingspunten voor de stelling van de raadsman dat de verdachte door het plaatsen van de lokfiets is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Dat het kabelslot waarmee de fiets werd afgesloten een opvallend – namelijk rood van kleur – en goedkoop slot betrof, zoals is betoogd, en dat dit slot kennelijk door een ander dan de verdachte werd doorgeknipt nadat de verdachte de fiets reeds had verplaatst, doet daar niet aan af.
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van uitlokking en dat daarmee artikel 6 EVRM niet is geschonden. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 september 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Giant Cosmo fiets toebehorende aan de politie, eenheid Amsterdam.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft, conform de politierechter, gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair bepleit dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep bij de straftoemeting gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een (lok)fiets. Dergelijke diefstallen zijn ergerlijke feiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij naar aanleiding van het onderhavige incident zijn baan als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee is kwijtgeraakt en dat hij ten gevolge hiervan veel stress heeft ondervonden. Het hof heeft voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die zijn gebleken alsmede op het feit dat de verdachte blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 30 november 2017 niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Gelet op het vorenstaande, alsook op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, is het hof van oordeel dat het opleggen van een straf aan de verdachte geen redelijk doel meer dient. Het hof acht het daarom raadzaam te bepalen dat hem geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het primair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.G. Hijink en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2017.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.