ECLI:NL:GHAMS:2017:5374

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
23/003359-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een snorfiets op basis van onbetrouwbare bekentenis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een snorfiets en opzetheling. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 13 september 2016. Tijdens de zitting op 11 december 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de diefstal van de snorfiets niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte had een bekentenis afgelegd, maar het hof oordeelde dat deze bekentenis onbetrouwbaar was, omdat deze niet overeenkwam met de feiten en leek te zijn gedaan om snel van de politie af te komen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2016 op een gestolen snorfiets werd aangetroffen en dat hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van de snorfiets, maar is wel schuldig bevonden aan opzetheling. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een taakstraf van 40 uren opgelegd, die kan worden omgezet in 20 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor materiële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003359-16
datum uitspraak: 22 december 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 september 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-139116-16 en 15-146426-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer
15-139116-16:
primair:
hij op of omstreeks 5 juli 2016 te [plaats], gemeente Zandvoort, althans in Nederland, een goed te weten een snorfiets (met kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair:
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 juni 2016 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets (met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Zaak met parketnummer
15-146426-16(gevoegd):
hij, op of omstreeks 30 juni 2016, te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Overweging ten aanzien van vrijspraak van de diefstal van de scooter en bewijsoverweging
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 15-139116-16 heeft de raadsvrouw van de verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de diefstal van de snorfiets niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verklaring van de verdachte is geen duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis en klopt bovendien niet met de feiten. Uit de bekennende verklaring blijkt duidelijk dat de verdachte van de politie af wilde zijn. Bovendien bekent hij de onder parketnummer 15-146426-16 ten laste gelegde diefstal wel ondubbelzinnig. Dit maakt de afgelegde verklaring van de verdachte geloofwaardiger in die zin dat hij de bekennende verklaring alleen maar aflegde omdat hij snel weg moest.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof wat betreft de opzetheling van de scooter.
De advocaat-generaal is van oordeel dat de diefstal van de snorfiets wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en genoemd dat hij deze op woensdag heeft gestolen. Dat dat in werkelijkheid twee dagen eerder was en dat de door de verdachte genoemde pleegplaats niet overeenkomt met de aangifte, doet niet af aan de bekennende verklaring, aldus de advocaat-generaal.
Aan de hand van het dossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast:
- de snorfiets met kenteken [kenteken] is tussen maandag 27 juni 2016 te 14:00 uur en dinsdag 28 juni 2016 te 11:00 uur gestolen op de [adres] te Haarlem;
- op 5 juli 2016 is de verdachte aangehouden op de gestolen snorfiets;
- het contactslot van de snorfiets was vernield en er zat geen sleutel in het contactslot;
- de verdachte heeft na zijn aanhouding een schroevendraaier gepakt, deze in het contactslot gestoken en de snorfiets daarmee uitgezet;
- de verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de snorfiets heeft geleend, maar dat de verbalisant moet opschrijven dat hij de snorfiets heeft gestolen teneinde zo snel mogelijk weg te kunnen, en dat de verdachte het wel zal regelen met degene van wie hij de brommer heeft geleend. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de snorfiets ‘vorige week woensdag’
(het hof begrijpt: op 29 juni 2016)heeft gestolen in Zandvoort.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte geen betrouwbare bekentenis bevat vanwege het feit dat de door de verdachte genoemde details niet stroken met de objectieve feiten als vermeld in de aangifte. De door de verdachte gebruikte bewoordingen wijzen er op dat hij zo snel mogelijk het politiebureau wilde verlaten, en het heeft er alle schijn van dat hij om die reden een valse bekennende verklaring heeft afgelegd. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de diefstal van de scooter.
Wel is het hof van oordeel dat uit de geschetste omstandigheden blijkt dat de snorfiets is gestolen en dat de verdachte dit wist op het moment van voorhanden krijgen, gelet op de wijze waarop de snorfiets moest worden bediend, te weten met een schroevendraaier.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer
15-139116-16:
primair:
hij op 5 juli 2016 te [plaats], gemeente Zandvoort, een goed te weten een snorfiets (met kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak met parketnummer
15-146426-16(gevoegd):
hij op 30 juni 2016 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een bromfiets toebehorende aan [slachtoffer 2].
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 15-146426-16 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een snorfiets. Door deze gestolen snorfiets voorhanden te hebben, heeft de verdachte geprofiteerd van de diefstal van een voorwerp met een niet onaanzienlijke waarde. Een dergelijk feit leidt tot schade en overlast voor de rechthebbende. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een bromfiets. Door zo te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendomsrecht van [slachtoffer 2] en deze schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 november 2017 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof nadrukkelijk in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 815,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 350,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering. Subsidiair concludeert de advocaat-generaal tot toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 220,00.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen causaal verband bestaat tussen de opzetheling en de door [slachtoffer 1] gevraagde schadevergoeding. Bovendien is de gevorderde vergoeding niet naar behoren onderbouwd. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsvrouw. Subsidiair meent de raadsvrouw dat de parkeerkosten voor één dag ter hoogte van € 20,00 kunnen worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Deze schade bestaat uit € 200,00 schade aan de snorfiets en één dag parkeerkosten ter hoogte van € 20,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 220,00 (tweehonderdtwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-139116-16 primair en in de zaak met parketnummer 15-146426-16 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 220,00 (tweehonderdtwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 juli 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.G. Hijink en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2017.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.