Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ONROEREND GOED B.V.,
HANDEL- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ BATAVIA B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
Batavia c.s. concluderen dat AMS niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het incident.
De stelling van Batavia c.s. dat het incident niet in behandeling kan worden genomen omdat geen sprake is van een hoofdzaak, snijdt geen hout. De incidentele vordering van AMS tot schorsing van de tenuitvoerlegging is opgenomen in de appeldagvaarding van 5 december 2017, waarmee de procedure in hoger beroep aanhangig is gemaakt. Derhalve is voldaan aan de eis van artikel 208 lid 1 Rv (incidentele vorderingen worden bij dagvaarding of bij met redenen omklede conclusie ingesteld). De stellingen van Batavia c.s. dat de appeldagvaarding niet het juiste tijdstip vermeldt van de rolzitting waartegen op reguliere wijze kan worden gedagvaard, dat daarbij niet de juiste dagvaardingstermijn in acht is genomen en dat de dagvaarding niet tijdig met een H-formulier ter griffie is ingeschreven kunnen in deze fase van het geding onbesproken blijven, nu eventuele op die punten gemaakte verzuimen nog ruimschoots door AMS kunnen worden hersteld.
(i) De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat tussen partijen is overeengekomen dat de huurverhoging na renovatie eerst zou ingaan als Batavia c.s. zou hebben zorggedragen voor de realisatie van een transportluik met lift met voldoende grote afmetingen om de bevoorrading van de winkel van AMS door dat luik mogelijk te maken. Dat hierover wel afspraken zijn gemaakt, volgt mede uit eerst na het vonnis boven water gekomen stukken, waaronder schriftelijke aantekeningen van de toenmalige gemachtigde van AMS van een tussen partijen gehouden bespreking (productie 12) en een door de gemeente Amsterdam aan Batavia c.s. verleende omgevingsvergunning van 27 augustus 2013, waarin de afmetingen van het nieuwe transportluik worden genoemd (producties 10 en 13). De kantonrechter heeft dus, aldus AMS, ten onrechte in zijn vonnis overwogen dat het op het moment dat tussen partijen over de huurverhoging afspraken zijn gemaakt, onzeker was dat een transportluik in het trottoir door de gemeente zou worden vergund.
(ii) De kantonrechter heeft de tussen partijen gemaakte afspraken over de huurverhoging in het licht van de in het vonnis onder 1.4 en 1.5 deels geciteerde e‑mails tussen partijen onjuist geïnterpreteerd. Deze e-mails moeten worden uitgelegd tegen de achtergrond van eerder gevoerde correspondentie tussen partijen, zoals die genoemd in (onder meer onder 5.39) de appeldagvaarding en in hoger beroep alsnog is overgelegd (productie 12). Uit die correspondentie komt voldoende duidelijk naar voren dat tussen partijen is afgesproken dat partijen een nieuwe huurovereenkomst zouden sluiten, maar Batavia c.s. hebben vervolgens geen nieuw huurcontract meer aangeboden.