3.4.Het hof zal bij de beoordeling uitgaan van de nummering als gehanteerd in de door [appellante] ingediende memorie van grieven en de door de advocaat van SZ gehanteerde (her)nummering van de grieven negeren.
3.5.1.Grief 1is gericht tegen de overwegingen 9 en 10 van het tussenvonnis en houdt in dat de kantonrechter ten onrechte voorshands, tot op door [appellante] te leveren tegenbewijs, heeft geoordeeld dat [appellante] de woning heeft onderverhuurd.
3.5.2.Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat, waar SZ zich ter adstructie van zijn vorderingen beroept op (verboden) onderhuur en [appellante] die onderhuur betwist, op SZ de bewijslast ten aanzien van de door hem gestelde onderhuur rust. Hoewel overweging 10 van het tussenvonnis wellicht anders suggereert, heeft de kantonrechter dit ook onderkend, zoals blijkt uit overweging 9 van het tussenvonnis en overweging 10 van het eindvonnis. Op grond van een aantal in overweging 9 van het tussenvonnis vermelde feiten en omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat SZ het bewijs van de onderhavige stelling voorshands, tot op door [appellante] te leveren tegenbewijs, heeft geleverd. Het hof onderschrijft dit oordeel en de gronden waarop dat berust. De ingevolge het tussenvonnis afgelegde getuigenverklaringen zijn (vanzelfsprekend) van belang voor de bewijswaardering, maar zij hebben – anders dan [appellante] met de toelichting op de grief kennelijk beoogt – geen invloed op het antwoord op de vraag of het door de grief bestreden oordeel van de kantonrechter (ten tijde van het tussenvonnis) juist was. De grief faalt dus.
3.6.1.Grief 2houdt in dat de kantonrechter ten onrechte [appellante] heeft belast met het bewijs van haar stelling dat zij (in tegenstelling tot het bepaalde in de huurovereenkomst) bij de aanvang van de huur met de rechtsvoorganger van SZ (Provast) heeft afgesproken dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de huurovereenkomst.
3.6.2.Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat, waar SZ zich ter adstructie van zijn vorderingen op de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden beroept en [appellante] deze toepasselijkheid betwist, de bewijslast te dezen op SZ rust. Voor de
toepasselijkheidvan de algemene voorwaarden is niet van belang of deze al dan niet (voor het sluiten van de huurovereenkomst) aan [appellante] ter hand zijn gesteld. De stelling van [appellante] dat tussen haar en Provast uitdrukkelijk is afgesproken dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, moet worden opgevat als een gemotiveerde betwisting van de stelling van SZ dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Artikel 2.2 van de door [appellante] ondertekende huurovereenkomst houdt in, kort gezegd, dat de algemene voorwaarden op de huurovereenkomst van toepassing zijn. Op grond van deze bepaling acht het hof voorshands, tot op door [appellante] te leveren tegenbewijs, bewezen dat partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden zijn overeengekomen. De kantonrechter heeft [appellante] ten onrechte belast met het volle bewijs van haar zojuist vermelde – bij wege van verweer aangevoerde – stelling. In zoverre is de grief gegrond. Echter, omdat [appellante] bij het tussenvonnis wel tot bewijslevering ten aanzien van de onderhavige kwestie is toegelaten, ziet het hof geen aanleiding dat vonnis te vernietigen. Het hof zal er bij de bewijswaardering rekening mee (hebben te) houden dat, als gezegd, de bewijslast ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op SZ rust. Ook hier geldt dat de ingevolge het tussenvonnis afgelegde getuigenverklaringen (vanzelfsprekend) van belang zijn voor de bewijswaardering, maar – anders dan [appellante] met de toelichting op de grief kennelijk beoogt – geen invloed hebben op het antwoord op de vraag of het door de grief bestreden oordeel van de kantonrechter (ten tijde van het tussenvonnis) juist was.
3.7.1.[appellante] heeft in hoger beroep de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen op de grond dat Provast haar geen redelijke mogelijkheid heeft geboden van die voorwaarden kennis te nemen door deze niet voor of bij het sluiten van de huurovereenkomst aan haar ter hand te stellen (art. 6:233 aanhef en sub b jo art. 6:234 lid 1 BW). Volgens SZ daarentegen zijn de algemene voorwaarden bij het sluiten van de huurovereenkomst aan [appellante] ter hand gesteld.
3.7.2.Het hof stelt voorop dat de bewijslast van de (tijdige) terhandstelling van de algemene voorwaarden aan [appellante] op SZ rust, aangezien SZ zich op de (toepasselijkheid en) geldigheid van die voorwaarden beroept. Op grond van artikel 2.2 van de door [appellante] ondertekende huurovereenkomst, waarin onder meer staat dat de algemene voorwaarden aan de huurovereenkomst zijn gehecht, acht het hof evenwel voorshands, tot op door [appellante] te leveren tegenbewijs, bewezen dat de algemene voorwaarden [appellante] vóór of bij het sluiten van de huurovereenkomst ter hand zijn gesteld. Het hof acht in dat verband tevens van belang dat [appellante] ook de laatste bladzijde van de huurovereenkomst, waar melding wordt gemaakt van de algemene voorwaarden als bijlage, heeft ondertekend. Gelet op haar in appel gedane bewijsaanbod, zal [appellante] tot het leveren van tegenbewijs in de gelegenheid worden gesteld. Iedere verdere beslissing ten aanzien van het beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden wordt in afwachting van de bewijslevering aangehouden.
3.8.1.Ten aanzien van het door [appellante] in appel gedane bewijsaanbod, voor zover hiervoor nog niet behandeld, overweegt het hof het volgende.
3.8.2.[appellante] heeft (voor het eerst) bij memorie van grieven gesteld dat zij tijdens haar getuigenverhoor ten overstaan van de kantonrechter problemen heeft ondervonden als gevolg van het feit dat de aanwezige tolk niet het in Brazilië gesproken Portugees beheerste maar (slechts) het Portugees zoals dat in Portugal wordt gesproken, terwijl zij van origine een Braziliaanse is. Nog daargelaten dat [appellante] daaraan geen duidelijke consequentie verbindt, acht het hof die stelling tardief, omdat [appellante] niet heeft uitgelegd waarom zij dit niet reeds ten tijde van haar verhoor door de kantonrechter althans in haar conclusie na enquête naar voren heeft gebracht. Het hof zal [appellante] dan ook niet opnieuw horen ten aanzien van de door de kantonrechter reeds behandelde bewijsthema’s. Over de terhandstelling van de algemene voorwaarden zal [appellante] desgewenst wel worden gehoord.
3.8.3.[appellante] zal tevens worden toegelaten tot het verhoor (ten aanzien van alle bewijsthema’s) van de in eerste aanleg niet gehoorde getuige [D] , behalve voor zover het betreft voormelde taalproblemen tijdens haar eigen verhoor als getuige.
3.8.4.[appellante] zal – behoudens ten aanzien van het bewijsthema met betrekking tot de terhandstelling van de algemene voorwaarden – niet worden toegelaten tot het weder-om doen horen van de andere in eerste aanleg reeds gehoorde getuigen, omdat hetgeen zij heeft gesteld over wat die getuigen meer of anders zouden kunnen verklaren dan zij in eerste aanleg hebben gedaan onvoldoende is gespecificeerd en geconcretiseerd.