In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zakkenrollen in een trein op 22 september 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal, maar heeft de beschuldiging van medeplegen verworpen. De verdachte was in de trein op het traject Schiphol – ’s-Gravenhage en heeft geprobeerd om goederen van een medepassagier, genaamd [slachtoffer], weg te nemen. De verdachte heeft zich verdacht gedragen door dicht bij het slachtoffer te gaan zitten, zijn jas aan hetzelfde haakje te hangen en om zich heen te kijken. De observaties van verbalisanten, die deel uitmaakten van een speciaal team van de Koninklijke Marechaussee, hebben geleid tot de conclusie dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd om in de jaszak van het slachtoffer te tasten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kan worden vrijgesproken van de poging tot diefstal, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van een medeverdachte, waardoor de verdachte van het medeplegen werd vrijgesproken. De strafmaat werd bepaald op een taakstraf van 120 uren, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn motivatie om aan zijn problemen te werken. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, maar deze omgezet in een taakstraf.