ECLI:NL:GHAMS:2017:5177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
200.122.906/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot geheimhouding concept-waarderingsrapport in onteigeningsprocedure

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 14 december 2017, wordt het verzoek van de Minister van Financiën tot geheimhouding van het concept-waarderingsrapport afgewezen. De Minister had aangevoerd dat het noodzakelijk was om vertrouwelijke informatie te beschermen die aan deskundigen was verstrekt in het kader van hun onderzoek naar de waarde van onteigende effecten. De Ondernemingskamer oordeelt echter dat de Minister zijn verzoek onvoldoende heeft gespecificeerd en toegelicht. Bijna vijf jaar na de onteigening is het niet vanzelfsprekend dat de door de Minister genoemde informatie nog steeds concurrentiegevoelig is. De Ondernemingskamer benadrukt het belang van openbaarheid van rechtspraak, vooral in een onteigeningsprocedure die ook andere belanghebbenden raakt die niet in het geding zijn verschenen. De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de Minister af, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

beschikking
_________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
Zaaknummer: 200.122.906/02 OK
Beschikking van de Ondernemingskamer van 14 december 2017
inzake
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
zetelend te [...] ,
VERZOEKER,
advocaten:
mr. R.G.J. de Haanen
mr. S.J. van Calker, beiden kantoorhoudende te [...]
t e g e n
1.1 de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS,
gevestigd te ’s-Gravenhage ,
1.2
[A],
wonende te [...] ,
1.3
[B],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: voorheen
mr. J.H. Lemstraen
mr. P.J. van der Korst, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans
mr. G.T.J. Hoffen
Mr J.M.K.P. Coornegoor, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
e n t e g e n
2. de stichting
STICHTING BEHEER SNS REAAL,
gevestigd te Utrecht,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. I. Spinathen
mr. S. Perrick, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
3.1 de naamloze vennootschap
BNP PARIBAS FUND III N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.2 de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
BNP PARIBAS LI,
gevestigd te Luxemburg,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. C.W.M. Lieverseen
mr. T.G. Schoonewille, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4.1 de maatschap
MAATSCHAP CONVERTENTIE,
gevestigd te Eindhoven,
4.2
[C],
wonende te [...] ,
4.3
[D],
wonende te [...] ,
4.4
[E],
wonende te [...] ,
4.5
[F],
wonende te [...] ,
4.6
[G],
wonende te [...] ,
4.7
[H]
wonende te [...] ,
4.8 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JURIS HOLDING B.V.,
gevestigd te [...] ,
4.9
[I],
wonende te [...] ,
4.1
[J],
wonende te [...]
4.11
[K],
wonende te [...] ,
4.12
[L],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. J. Wendelgelst, kantoorhoudende te Amstelveen ,
e n t e g e n
5 de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. G.A. Smiten
mr. E.M. Soerjatin, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
6.1 de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
AVIVA VIE S.A.,
gevestigd te Bois-Colombes, Frankrijk,
6.2 de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
AVIVA EPARGNE RETRAITE S.A.,
gevestigd te Bois-Colombes, Frankrijk,
6.3 de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
ANTARIUS S.A.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
6.4 de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk
AVIVA INVESTORS FRANCE S.A.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
6.5 de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam ,
6.6 de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
GOLDEN BABYLON LTD,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
6.7 de rechtspersoon naar het recht van de Republiek der Marshalleilanden
FAIRVEST HOLDING LTD,
gevestigd te Majuro, Republiek der Marshalleilanden,
6.8 de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
KOCHAB TRADING LTD,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
6.9 de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
SILVERTOWN TRADING LTD,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
6.10 de rechtspersoon naar het recht van Spanje
GAPAGO TRADE S.A.,
gevestigd te Marbella, Spanje,
6.11 de stichting
STICHTING OBLIGATIEHOUDERS SNS,
statutair gevestigd te Boekel,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. W.M. Schonewille, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage ,
e n t e g e n
7.1 de rechtspersoon naar het recht van de Kaaimaneilanden
BRIGADE DISTRESSED VALUE MASTER FUND LTD,
7.2 vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden
BRIGADE LEVERAGED CAPITAL STRUCTURES FUND LTD,
7.3 de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden
BRIGADE CREDIT FUND I LTD,
alle gevestigd te Grand Cayman, Kaaimaneilanden,
7.4. de vennootschap naar het recht van Ierland
BURLINGTON LOAN MANAGEMENT LTD,
gevestigd te Dublin, Ierland,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: voorheen
mr. M.H.J. van Maanenen
mr. I.N. Tzankova, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage, thans
mr. G. te Winkelen
mr. N.A. van Loon, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
8.1 de rechtspersoon naar het recht van Malta
ALPHA VALUE MANAGEMENT ITALY LTD,
gevestigd te Malta,
8.2
DE 286 NATUURLIJKE PERSONEN EN 7 RECHTSPERSONEN GENOEMD IN PRODUCTIE 1 BIJ DE ANTWOORDAKTE NA CASSATIE EN VERWIJZING VAN BELANGHEBBENDE 8.1,
thans met uitzondering van [P]
8.3
[M],
8.4
[N],
8.5
[O],
allen wonende of gevestigd [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. M.W.E. Evers, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
8.6
[P]
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
Advocaten: voorheen
mr. M.W.E. Eversen
mr. D.J.M. Lange, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans mr.
J. Meuleman, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
9.1 de rechtspersoon naar het recht van Italië
UNIPOL ASSICURAZIONI S.P.A.,
gevestigd te Bologna, Italië,
9.2 de rechtspersoon naar het recht van Italië
UNIPOL GRUPO FINANZIARIO S.P.A.,
gevestigd te Bologna, Italië,
9.3 de rechtspersoon naar het recht van Italië
ARCA VITA S.P.A.,
gevestigd te Verona, Italië,
9.4 de rechtspersoon naar het recht van Italië
FONDIARIA SA.I S.P.A.,
gevestigd te Turijn, Italië,
9.5 de rechtspersoon naar het recht van Italië
MILANO ASSICURAZIONI S.P.A.,
gevestigd te Milaan, Italië,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: voorheen
mr. M. Ziekmanen
mr. B.T.A. Baldwin, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans zonder advocaat,
e n t e g e n
10. de rechtspersoon naar het recht van België
INTÉGRALE GEMEENSCHAPPELIJKE VERZEKERINGSKAS,
gevestigd te Luik, België,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. W.J. Bosmaen
mr. J.A.M.A. Sluysmans, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage,
e n t e g e n
11.1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TURFMIJ B.V.,
gevestigd te Amstelveen ,
11.2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CASTRIFON B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
11.3
DE 44 (RECHTS)PERSONEN GENOEMD IN BIJLAGE 1 BIJ HET VERWEERSCHRIFT VAN BELANGHEBBENDEN 11.1 en 11.2 van 3 april 2013,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. J.M. van den Bergen
mr. M. Wolters, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
12. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
ANDALUSIAN GLOBAL LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. C.R. Zijdervelden
mr. M.L. van Holthe tot Echten, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
13.1 de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
CCP CREDIT ACQUISITION HOLDINGS LUXCO S.A.R.L.,
13.2 de rechtspersoon naar het recht van Luxemburg
CSCP II ACQUISITION LUXCO S.A.R.L.,
beide gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. S.A.J. van Rossumen
mr. J.A. Voerman, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
14.1 de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
BELEGGINGSCLUB 'T STOCKPAERT,
gevestigd te Rotterdam ,
14.2 de stichting
STICHTING VALUE PARTNERS FAMILY OFFICE,
gevestigd te Moordrecht, gemeente Zuidplas ,
14.3 de naamloze vennootschap
[Q]
gevestigd te [...] ,
14.4
[R],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. R. Slotboom, kantoorhoudende te Rotterdam ,
e n t e g e n
15. de naamloze vennootschap
[S],
gevestigd te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: voorheen
mr. N.G. Wijnstekers, kantoorhoudende te Amsterdam, thans geen,
e n t e g e n
16.1 de rechtspersoon naar het recht van Italië
UBI PRAMERICA SGR S.P.A.,
16.2 de rechtspersoon naar het recht van Italië
INTESA SANPAOLO VITA S.P.A.,
beide gevestigd te Italië,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. C.C.A. van Resten
mr. M.H.R.N.Y. Cordewener, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
17.1. de stichting
STICHTING COMPENSATIE SNS PARTIPATIE CERTIFICATEN,
gevestigd te [...] ,
17.2
[T],
wonende te [...] ,
17.3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[U],
gevestigd te [...] ,
17.4
[V]
wonende te [...]
17.5
[W]
wonende te [...] ,
17.6
[X],
wonende te [...]
17.7
[Y],
wonende te [...] ,
17.8
[Z]
wonende te [...]
17.9
[AA],
wonende te [...] ,
17.1
[BB]
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr A.P. Kranenburg, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

18 [CC] ,wonende te [...]

BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
e n t e g e n

19 [DD] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.G.P. Voragen, kantoorhoudende te Heerlen,
e n t e g e n

20 [EE]

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J.W.L. Vader, kantoorhoudende te Alkmaar,
e n t e g e n
21.1
de stichting
STICHTING MELDPUNT COLLECTIEF ONRECHT,
gevestigd te Heerhugowaard,
21.2
DE 48 PERSONEN GENOEMD IN BIJLAGE 1 BIJ HET VERWEERSCHRIFT VAN BELANGHEBBENDE SUB 21.1 van 5 april 2013,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. M. Raaijmakers,kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
e n t e g e n

22 [FF] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: voorheen
mr. J. Meyer, kantoorhoudende te Zwolle , thans geen,
e n t e g e n
23.1
[GG]
23.2
[HH],
beiden wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
e n t e g e n

24 [II] ,

wonende te Bavel, gemeente [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
e n t e g e n

25 [JJ]

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J. Hagers, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
26.1
[KK],
wonende te [...] ,
26.2
[LL],
wonende te [...] ,
26.3
[MM],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

27 [NN] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

28 [OO] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

29 [PP] ,

wonende te [...]
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

30 [QQ]

wonende te [...]
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

31 [RR] ,

wonende te [...]
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

32 [SS]

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

33 [TT] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

34 [UU] ,

wonende te [...]
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
e n t e g e n

35 [VV]

wonende te [...]
BELANGHEBBENDE,
advocaat: voorheen geen, thans
mr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage ,
e n t e g e n

36 [WW] ,

wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: voorheen
mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, kantoorhoudende te Wassenaar, thans
mr. A.R. Oosthout, kantoorhoudende te Leiden.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als de Minister;
  • belanghebbenden sub 1 als VEB c.s.;
  • belanghebbenden sub 6 als Aviva c.s.;
  • belanghebbenden sub 7 als Brigade c.s.;
  • belanghebbenden sub 11 als Turfmij c.s.;
  • belanghebbende 12 als Andalusian;
  • belanghebbende sub 13 als CCP c.s.;
  • belanghebbende sub 36 als Hendriks.
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 11 juli 2013, 26 februari 2016, 16 augustus 2016 en 3 november 2017.
1.3
In de beschikking van 26 februari 2016 heeft de Ondernemingskamer kort gezegd:
- een onderzoek door deskundigen gelast ter beantwoording van de vraag:
Wat was op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening – op het hiervoor in 3.11 vermelde peilmoment – , naar uw oordeel de werkelijke waarde in de zin van artikel 6:8 lid 2 Wft van elk van de op de hierna volgende lijst vermelde effecten en vermogensbestanddelen naar de hiervoor onder 3.10 genoemde maatstaf en met inachtneming van hetgeen overigens in deze beschikking is overwogen?
- tot deskundigen benoemd:
mr. A.A.M. Deterink, te Schijndel (hierna: Deterink);
dr. H. Oosterhout, te Amsterdam (hierna: Oosterhout);
mr. E.M. Jansen Schoonhoven MBA, te Den Haag (hierna: Jansen Schoonhoven).
1.4
In de beschikking van 16 augustus 2016 heeft de Ondernemingskamer kort gezegd door een aantal partijen aangevoerde bezwaren tegen de benoeming van Oosterhout en Jansen Schoonhoven verworpen en bepaald dat de deskundigen een voorschot op de kosten van het onderzoek toekomt ter grootte van € 1,9 miljoen en dat de deskundigen een schriftelijk, ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van de Ondernemingskamer (zo mogelijk) vóór 1 oktober 2017.
1.5
Bij beschikking van 3 november 2017 heeft de Ondernemingskamer het voorschot op de kosten van het onderzoek met een bedrag van € 1.175.000, inclusief BTW (€ 525.000) en
out-of-pocket expenses(€ 50.000) verhoogd.
1.6
Bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 17 november 2017, heeft mr. De Haan de Ondernemingskamer namens de Minister verzocht om alle in de procedure verschenen partijen op de voet van artikel 28 lid 1 sub b Rv te verbieden aan derden afschrift te verstrekken van en/of mededeling te doen uit (i) de stukken die zich in de digitale dataroom van de deskundigen bevinden, en (ii) het concept-waarderingsrapport, inclusief eventuele bijlagen daarbij. Het zou partijen wel moeten vrijstaan om de stukken uit de dataroom met hun juridische en financiële adviseurs te bespreken, en het concept-waarderingsrapport aan hen te verstrekken, indien en voor zover dit nodig is om op het conceptrapport te kunnen reageren, onder oplegging aan die adviseurs van dezelfde geheimhouding waaraan partijen zelf dan zijn gebonden.
1.7
Op 27 november 2017 hebben VEB c.s., Brigade c.s., Turfmij c.s., Andalusian, CCP c.s. en [DD] ieder een verweerschrift ingediend, telkens strekkende tot afwijzing van het verzoek van de Minister. Bij e-mails van dezelfde datum hebben mrs. Spinath, Lieverse, Evers, Soerjatin en Hagers bericht dat hun respectieve cliënten het door de andere belanghebbenden ingediende verweer onderschrijven. Bij brief van 27 november 2017 heeft mr. Bosma de Ondernemingskamer bericht dat zijn cliënte zich aansluit bij het verweer van Brigade c.s.
1.8
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 30 november 2017. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, wat mrs. Calker en Croiset van Uchelen (in plaats van mr. De Haan) en mr. Schonewille betreft aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen en (wat mr. Croiset van Uchelen betreft) onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen, hun advocaten en Deterink hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. Ook Tulling heeft het woord gevoerd.

2.De feiten

2.1
Bij e-mailbericht van 13 november 2017 heeft Deterink de in de procedure verschenen partijen meegedeeld dat het lopende onderzoek naar verwachting diezelfde week zou worden afgerond en dat zij de week daarna “
strikt vertrouwelijk” het conceptrapport voor het geven van commentaar tegemoet zouden kunnen zien.
2.2
Mr. Schonewille heeft Deterink bij e-mailbericht van 15 november 2017 gevraagd op basis waarvan het conceptrapport strikt vertrouwelijk zou moeten zijn. Voorts heeft hij Deterink verzocht alle belanghebbenden volledig toegang te verlenen tot de dataroom, zonder dat daarvoor een geheimhoudingsverklaring vooraf moet worden ondertekend.
2.3
De voorwaarden die de deskundigen stellen aan toegang tot de digitale dataroom en die partijen voorafgaand aan die toegang dienen te ondertekenen (de “Terms of Access”) houden onder 1.2 het volgende in:

Confidentiality applies
The information contained in the Data Room and the existence of the Data Room is disclosed by Experts to Reviewers on the basis that:
(a)
the information is considered to be confidential by both Experts and Reviewer; and
(b)
disclosure of the information by the Reviewer is not permitted.

3.De gronden van de beslissing

3.1
De Minister heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat voorkomen dient te worden dat vertrouwelijke documenten die aan de deskundigen in het kader van hun onderzoek zijn overgedragen openbaar worden. Ter toelichting heeft hij het volgende naar voren gebracht. Voorafgaand aan de onteigening heeft de Minister grote hoeveelheden informatie verkregen in zijn hoedanigheid van toezichthouder als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft). De Wft verplicht de Minister tot geheimhouding van die informatie. Te denken valt aan gegevens over de bedrijfsvoering, maandrapportages, gegevens over bestuurders, solvabiliteitsmarges, gegevens over klanten en plannen voor fusies of overnames en verkoopstrategieën. Verschillende partijen, onder wie de Minister, maar ook SRH N.V., Vivat N.V., Propertize B.V., de Volksbank N.V. en De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) hebben grote hoeveelheden vertrouwelijke informatie aan de deskundigen doen toekomen om hen in staat te stellen hun waarderingsrapport op te stellen. Die informatie biedt inzicht in financiële en commerciële aspecten van de bedrijfsvoering van SNS en haar voormalige dochtervennootschappen. Zo omvat de verstrekte informatie onder meer gedetailleerde overzichten van de hypotheekleningen- en derivatenportefeuille van SNS Bank, de vastgoedfinancieringsportefeuille van SNS Property Finance, winstmarges en risico-opslagen van producten, meerjarenplannen, toezichtsrapportages (zoals ILAAP en ICAAP) en notulen van bestuursvergaderingen en van overleggen met DNB. Die informatie is nog altijd concurrentiegevoelig – deels omdat het langlopende contracten betreft – en is niet bestemd om openbaar te worden gemaakt. De vertrouwelijkheid van deze documenten is gewaarborgd doordat de deskundigen die in een digitale dataroom hebben geplaatst, waartoe de procespartijen alleen toegang krijgen na ondertekening van een geheimhoudingsovereenkomst. De deskundigen hebben op die wijze invulling gegeven aan het verzoek van de Ondernemingskamer, verwoord in r.o. 3.82 van haar beschikking van 16 februari 2016, om in hun plan van aanpak aandacht te besteden aan de inrichting van een digitale dataroom, “
zo nodig op een wijze waardoor verdere verspreiding van bepaalde stukken wordt bemoeilijkt”. Partijen hebben tegen die beschikking geen cassatie ingesteld en evenmin nadien bezwaar gemaakt tegen het definitieve plan van aanpak van de deskundigen.
3.2
Volgens de Minister is het aannemelijk dat in het concept-waarderingsrapport vertrouwelijke informatie uit de dataroom zal zijn verwerkt, of als bijlage daarbij zal worden gevoegd. De vertrouwelijkheid van de stukken in de dataroom zou een wassen neus zijn als deze vertrouwelijkheid zich niet mede zou uitstrekken tot het concept-waarderingsrapport: ook dit dient daarom vertrouwelijk te worden behandeld, zolang de deskundigen nog hun taak verrichten. Aan de deskundigen dient de nodige vrijheid te worden gelaten om het onderzoek op de hun best voorkomende wijze in te richten. Hun definitieve rapport hoeft wellicht niet vertrouwelijk te blijven; de Minister zal zo nodig naar aanleiding van de inhoud van het conceptrapport een meer gespecificeerd verzoek doen om ten aanzien van specifieke onderdelen of passages geheimhouding aan partijen op te leggen. Artikel 28 Rv – deels gebaseerd op artikel 2:353 BW, op grond waarvan het andere partijen dan de vennootschap is verboden mededelingen te doen uit het onderzoeksrapport in een enquêteprocedure – is juist bedoeld om dit soort belangen te beschermen. In dat verband heeft de Minister gewezen op artikel 8 EVRM. Vertrouwelijkheid van het conceptrapport doet op geen enkele wijze af aan het beginsel van openbare rechtspraak en de rechten van belanghebbenden op hoor en wederhoor worden niet beperkt. Indien het verzoek wordt afgewezen, zal daarvan bovendien een nadelige precedentwerking uitgaan. De ter zitting geopperde mogelijkheid zijn verzoek nader te specificeren kort na kennisname van het concept-waarderingsrapport onder tijdelijk embargo heeft de Minister niet opportuun geacht.
3.3
VEB c.s. voeren aan dat de Minister niet duidelijk maakt waarom de schriftelijke toezeggingen tot geheimhouding ten aanzien van de documenten in de dataroom niet langer zou volstaan. Voor het conceptrapport geldt dat VEB c.s. daarover vrijelijk met hun achterban moet kunnen communiceren. De informatie die daarin of daarbij als bijlage is opgenomen is noodzakelijkerwijs fundamenteel voor de waardering van de onteigende instrumenten, zodat het in de rede ligt dat het eventuele belang bij vertrouwelijkheid van die informatie wijkt voor het belang bij openbaarheid ervan. Het verzoek van de Minister is onvoldoende gemotiveerd en in het geheel niet gespecificeerd: hij had per document dat deel uitmaakt van de dataroom concreet moeten onderbouwen waarom van openbaarmaking daarvan via het conceptrapport ernstig nadeel is te duchten. De dataroom bevat enkel informatie met betrekking tot de situatie voorafgaand aan 1 februari 2013. Het spreekt geenszins vanzelf dat die – zeer gedateerde – informatie nog steeds concurrentiegevoelig is. De openbaarheid van rechtspraak is juist in een zaak waarin staatsingrijpen centraal staat, van groot gewicht. Het debat over het conceptrapport vormt een cruciaal onderdeel van deze rechtsgang. Overigens komt de Minister als overheid en SNS REAAL en SNS Bank als overheidsondernemingen geen beroep op bescherming van vertrouwelijke bedrijfsgegevens toe op artikel 8 EVRM. Subsidiair stellen VEB c.s. voor de Minister in staat te stellen zijn verzoek kort na kennisname van het conceptrapport alsnog te specificeren.
3.4
Aviva c.s. hebben daartegen aangevoerd dat het in de praktijk nagenoeg uitgesloten is dat het conceptrapport vertrouwelijk zal blijven, nu in deze procedure een zeer groot aantal belanghebbenden is verschenen. Het is ook niet wenselijk om het verzoek toe te wijzen: in deze zaak zijn meerdere collectieve belangenbehartigers betrokken die bij het toepassen van hoor en wederhoor door de deskundigen recht en belang hebben hun reactie op het conceptrapport kort te sluiten met hun achterban. Goede inspraak op het conceptrapport is belangrijk omdat een rechter in het algemeen geneigd is een deskundigenwaardering te volgen. Ook juridisch is het verzoek onhoudbaar. Op deze procedure zijn op grond van artikel 6:11 Wft de regels van de verzoekschriftprocedure van toepassing, waarin niets is geregeld over vertrouwelijkheid van de door de deskundige verzamelde informatie of toegang onder voorwaarden tot die informatie. De (concept)waardering door de deskundigen van de onteigende stukken per 1 februari 2013, inmiddels bijna vijf jaren geleden, kan niet nu nog concurrentiegevoelig zijn of anderszins tot geheimhouding nopen. De Minister heeft ten onrechte nagelaten aan te geven op welke specifieke stukken zijn verzoek ziet en waarom geheimhouding daarbij strikt noodzakelijk is. Zeker nu het gaat om het ontnemen van eigendomsrechten mag er op geen enkele manier worden gemorreld aan het beginsel van een eerlijk proces. De voorwaarden die de deskundigen aan inzage in de digitale dataroom verbinden zijn volgens Aviva c.s. te beperkend voor het adequaat voeren van verweer.
3.5
Brigade c.s. betogen dat de Staat, SNS en derden zonder meer gehouden waren de door de deskundigen opgevraagde informatie te verschaffen. Het verzoek van de Minister ontbeert volgens hen een gedegen motivering. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de informatie – zeker vier jaar oud – nog altijd concurrentiegevoelig materiaal betreft. Het opleggen van een ongeclausuleerde geheimhoudingsverplichting met betrekking tot het conceptrapport bemoeilijkt een controleerbaar debat over de merites van dat rapport en staat op gespannen voet met het principe van openbare rechtspraak. De overheid dient open kaart te spelen in een onteigeningsprocedure. Ook benadeelden die niet in de procedure zijn opgekomen hebben er een belang bij dat dit proces transparant wordt gevoerd.
3.6
Turfmij c.s. verzoeken het verzoek van de Minister af te wijzen voor zover de door hem verlangde geheimhouding tevens ziet op overleg tussen de in het proces verschenen partijen en hun adviseurs onderling.
3.7
CCP c.s. vinden de geheimhoudingsverplichting voor toegang tot de digitale dataroom te beperkend en hebben geen toegang gevraagd. Ten aanzien van hen kan het verzoek in zoverre niet worden toegewezen. Aan toewijzing van het verzoek tot geheimhouding van het concept-waarderingsrapport dienen volgens hen zeer hoge eisen te worden gesteld, gelet op de bijzondere context van de procedure, waarin het niet alleen gaat om belangen van de verschenen procespartijen, maar om die van alle onteigende partijen. Die hoge lat wordt in dit geval niet gehaald. Voorts geldt dat er sprake is van handel in de SNS-vorderingsrechten; kennisverschil tussen procespartijen en marktpartijen die geen procespartij zijn is in dat kader ongewenst. CCP c.s. willen hun handen vrij houden om te blijven handelen in die rechten. In elk geval zouden de vaststellingen en de conclusies van de deskundigen om die reden openbaar moeten zijn.
3.8
Ook Andalusian heeft geen geheimhoudingsovereenkomst ondertekend. Zij stelt dat de wetgever bij de invoering van artikel 28 Rv kenbaar heeft gemaakt dat in een openbare procedure als de onderhavige slechts bij uitzondering door de rechter zou moeten worden besloten dat bepaalde gegevens geheim zijn. Tegen die achtergrond heeft de Minister onvoldoende onderbouwd waarom geheimhouding op zijn plaats is. De onderliggende informatie om te komen tot een waardering per 1 februari 2013 is momenteel minimaal bijna vijf jaar oud en niet valt in te zien waarom deze thans nog altijd (concurrentie)gevoelig zou zijn. Daarbij komt dat de onteigening een ingrijpende maatregel is geweest met nationale en internationale impact. De afwikkeling daarvan dient transparant te geschieden, aldus Andalusian.
3.9
[WW] steunt het verzoek van de Minister met het argument dat geheimhouding van de door [WW] aan de deskundigen verschafte informatie geboden is.
3.1
De Ondernemingskamer oordeelt ten aanzien van het verzoek van de Minister weergegeven in 1.6 onder (i) als volgt. Als uitgangspunt geldt dat de deskundigen – met inachtneming van de norm dat zij zich moeten richten naar hetgeen in de gegeven omstandigheden van bekwaam en redelijk handelende onderzoekers mag worden verwacht – bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken vrij zijn het onderzoek naar eigen inzicht in te richten. De manier waarop de deskundigen de toegang tot hun digitale dataroom hebben georganiseerd – te weten: alleen aan partijen die de hierboven onder r.o. 2.3 weergegeven geheimhoudingsverplichting (“Terms of Access”) hebben onderschreven wordt inzage in de betreffende documenten verleend – is aan partijen voorgelegd in het plan van aanpak van de deskundigen. Aan de werkwijze zoals neergelegd in dat plan van aanpak is gedurende het onderzoek ook daadwerkelijk uitvoering gegeven. Geen van partijen heeft de raadsheer-commissaris die bij beschikking van 26 februari 2016 op de voet van artikel 16 lid 5 Rv is benoemd (zie r.o. 3.83) verzocht de deskundigen op te dragen die geheimhoudingsverplichting te laten vervallen. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer biedt de door de deskundigen gekozen werkwijze ook gedurende de huidige fase van de procedure voldoende waarborgen op vertrouwelijkheid met betrekking tot de gegevens in de dataroom. Uit de uitlatingen van Deterink ter zitting volgt bovendien dat het op deze wijze waarborgen van de vertrouwelijkheid van de inhoud van de dataroom heeft bijgedragen aan de mogelijkheid van de deskundigen om relevante informatie te verzamelen. Daarbij is van belang dat, anders dan Brigade c.s. stellen, derden (anderen dan procespartijen) niet verplicht zijn mee te werken aan het onderzoek door deskundigen. De Ondernemingskamer ziet geen reden aan te nemen dat de procesmatige kant van het onderzoek met deze werkwijze tekortschiet, ook niet ten opzichte van procespartijen die een grote achterban vertegenwoordigen, mede gelet op hetgeen hierna in r.o. 3.11 zal worden overwogen. Niet gezegd kan worden dat het onderzoek ten gevolge van deze werkwijze in wezenlijke mate onvolledig of anderszins ontoereikend zal zijn. Partijen die voor het leveren van hun commentaar op het concept-waarderingsrapport toegang willen hebben tot de onderliggende documenten die niet tevens als bijlage bij het concept zijn gevoegd, krijgen die toegang ook in deze fase van het onderzoek onder de voorwaarde dat zij zich akkoord verklaren met de “Terms of Access” als bedoeld in r.o. 2.3. Nu de vertrouwelijkheid van de inhoud van de dataroom aldus voldoende is gewaarborgd, heeft de Minister geen rechtens te respecteren belang bij zijn verzoek aan de Ondernemingskamer de in de procedure verschenen partijen te verbieden aan derden afschrift te verstrekken van en/of mededeling te doen uit de stukken die zich in de digitale dataroom van de deskundigen bevinden. Om die reden zal dat onderdeel van het verzoek worden afgewezen.
3.11
Ten aanzien van het verzoek van de Minister tot geheimhouding van het concept-waarderingsrapport geldt het volgende. Openbaarheid van rechtspraak is de grondregel. Artikel 28 Rv maakt het mogelijk daar onder omstandigheden een uitzondering op te maken. Voor een dergelijke uitzondering zullen echter klemmende redenen moeten bestaan, zeker in een onteigeningsprocedure als de onderhavige, die ook onteigenden aangaat die niet in dit geding zijn verschenen. In dat licht bezien heeft de Minister zijn verzoek onvoldoende toegelicht. Hij heeft immers onvoldoende gespecificeerd en toegelicht ten aanzien van welke concrete informatie die onderdeel zou kunnen uitmaken van het concept-deskundigenrapport thans, bijna vijf jaar na dato, nog altijd een zwaarwegend belang bij geheimhouding bestaat, terwijl het – reeds gelet op het tijdsverloop – bepaald niet vanzelfsprekend is dat de door de Minister genoemde categorieën informatie nog altijd zodanig (concurrentie)gevoelig zijn dat openbaarmaking daarvan dient te worden voorkomen. Dit onderdeel van het verzoek zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
3.12
De slotsom luidt dat het verzoek van de Minister zal worden afgewezen.
3.13
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van de Minister af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, drs. J.S.T. Tiemstra RA en prof. dr. mr. S. ten Have, raden, in tegenwoordigheid van mr. F. Straathof en mr. M.A. Sterk, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 december 2017.