Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager op 1 februari 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 16 januari 2017 klager in zijn klachten tegen de oud-notarissen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kamer oordeelde dat de vervaltermijn was verstreken en dat klager geen redelijk belang had. Klager heeft op 21 februari 2017 een aanvullend beroepschrift ingediend, gevolgd door aanvullende producties. De notarissen hebben op hun beurt verweerschriften ingediend. De zaak is behandeld op 28 september 2017, waar klager en zijn gemachtigde verschenen. Klager stelde dat de notarissen niet integer hebben gehandeld in verband met een akte van erfpacht die in 1999 was gepasseerd, waarbij hij meende dat er sprake was van verkapte staatssteun door de gemeente aan een stichting. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kamer zijn gepresenteerd en heeft geoordeeld dat de kamer terecht tot de conclusie is gekomen dat klager niet-ontvankelijk was. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.