Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Met de rechtbank acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de Renault Captur op 3 juni 2016 heeft gestolen (feit 2). Er zijn daarnaast duidelijke aanwijzingen, gelegen in onder meer de peilgegevens van zijn telefoon in combinatie met later vastgestelde locaties van deze auto, dat de verdachte in de dagen erna gebruik heeft gemaakt van deze auto, zij het dat niet is komen vast te staan of hij de enige is geweest die de auto heeft gebruikt. Uit die peilgegevens is niet met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat de verdachte zich op het bewuste tijdstip op 8 juni 2016 op de plaats van de aanrijding bevond of dat hij op dat moment in een rijdende auto zat. De aan de verdachte toegeschreven telefoon straalde kort voor en omstreeks het tijdstip van de aanrijding op 8 juni 2016 (volgens aangever: ongeveer 00.45 uur) aan op een zendmast in de omgeving van het huis van de verdachte (tijdstippen: 00:38:59, 00:45:19 en 00:48:35, mastlocatie [adres 2], Amsterdam Zuidoost). Om 00.49.57 straalt die telefoon aan op de zendmast in de directe nabijheid van de plaats van de aanrijding (mastlocatie [adres 3], Amsterdam Zuidoost). Uit deze locatiegegevens kan niet met toereikende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte zich op het moment van de aanrijding op de locatie daarvan bevond.
Bovendien kan niet worden vastgesteld hoeveel personen zich op het moment van de aanrijding in de betreffende auto bevonden. Dit betekent dat, ook als de verdachte op enige wijze op het moment van de aanrijding in de auto zou kunnen worden geplaatst, daarmee nog niet het bewijs is geleverd dat hij ook die auto bestuurde.
Dat in het in een ander onderzoek opgenomen tapgesprek wel de suggestie wordt gewekt dat de verdachte niet alleen de auto heeft gestolen, maar ook degene is die op de agent is ingereden, maakt dat niet anders. Wie de persoon NNm is die daarover in dat gesprek, waaraan de verdachte zelf niet heeft deelgenomen, beweringen doet, is immers niet met zekerheid vast komen te staan. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte de bron is van de in dat gesprek gegeven informatie. Het tapgesprek eindigt weliswaar met de mededeling van NNm dat degene die hem over de diefstal van de auto en de aanrijding heeft verteld hem op dat moment belt, maar die uitlating is niet geverifieerd of gefalsifieerd aan de hand van de aan de politie ter beschikking staande verkeersgegevens van het aan de verdachte toegeschreven telefoonnummer op de datum van dat gesprek, 21 juli 2016. Evenmin is vastgesteld wie of welk telefoonnummer ten tijde van het einde van het afgeluisterde gesprek inbelde met het telefoonnummer eindigend op [nummer].
Al het bovenstaande betekent dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat, hoewel sprake is van omstandigheden die in de richting van de verdachte wijzen, niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.