ECLI:NL:GHAMS:2017:5074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
200.205.415/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap over een verstandelijk beperkte vrouw en de geschilpunten tussen ouders

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor [dochter], een verstandelijk beperkte vrouw, na een geschil tussen haar ouders, de vrouw en de man. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen de beschikkingen van de rechtbank die een onafhankelijke mentor heeft benoemd, terwijl zij zelf de voorkeur heeft om als mentor op te treden. De vrouw stelt dat zij al 22 jaar voor [dochter] zorgt en dat een onafhankelijke mentor niet in het belang van [dochter] is, omdat zij moeite heeft met het vertrouwen van anderen. De man daarentegen is van mening dat de vrouw niet geschikt is als mentor, omdat [dochter] niet in staat is om haar voorkeur voor een mentor duidelijk te maken en dat er sprake is van een loyaliteitsconflict. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het gesprek dat de voorzitter met [dochter] heeft gevoerd, en concludeert dat het in het belang van [dochter] is dat een onafhankelijke derde als mentor wordt aangesteld. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikkingen van de rechtbank en wijst het verzoek van de vrouw af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.205.415/ 01
Zaaknummer rechtbank: 5294337 MB VERZ 16-255
Beschikking van de meervoudige kamer van 5 december 2017 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats a] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Scholtens-Vogelaar te Wormerveer,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. C.M.J. Zillikens te Hoorn.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
- [dochter] (hierna te noemen: [dochter] ).
Als informant is aangemerkt:
- [de mentor] (hierna te noemen: de mentor).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 16 september 2016 en 5 december 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 13 december 2016 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 16 september 2016 en van de beschikking van 5 december 2016.
2.2
De man heeft op 2 maart 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 6 juli 2017 met bijlage, ingekomen op 6 juli 2017;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 6 juli 2017 met bijlage, ingekomen op 7 juli 2017.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [dochter] gesproken en van dat gesprek verslag gedaan op de zitting.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 19 juli 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de mentor.

3.De feiten

3.1
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en de vrouw is [dochter] geboren. Zij is geboren [in] 1994 en woont bij de vrouw te [woonplaats a] . [dochter] heeft een verstandelijke beperking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 16 september 2016 is, voor zover thans van belang, met ingang van 16 september 2016 een mentorschap ten behoeve van [dochter] ingesteld, met benoeming van de vrouw tot mentor over de periode tot 1 november 2016. Bij de bestreden beschikking van 5 december 2016 is [de mentor] benoemd tot mentor.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikkingen in zoverre, haar te benoemen tot mentor over [dochter] met ingang van 16 september 2016.
4.3
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is, of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, te zijnen behoeve een mentorschap instellen. De rechter volgt bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten, aldus het derde lid van artikel 1:452 BW.
5.2
De vrouw kan zich niet vinden in de bestreden beschikking. Volgens haar heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat, vanwege de hevige loyaliteitsproblematiek waarin [dochter] verkeert en het feit dat [dochter] niet in staat is op een volwassen niveau te functioneren en beslissingen te nemen, een onafhankelijke en deskundige mentor is aangewezen. De vrouw is van mening dat degene die het dichtst bij [dochter] staat het mentorschap moet uitoefenen. Zij is al 22 jaar degene die voor [dochter] zorgt en die haar vertrouwenspersoon is. De vrouw kent [dochter's] behoeftes. Volgens de vrouw is er geen sprake van een loyaliteitsconflict. De vrouw zorgt ervoor dat er tussen [dochter] en haar vader contact is. De man zoekt zelf nooit contact met [dochter] . Het klemt dat zij wel de mentor kon zijn tijdens haar reis met [dochter] naar Australië, maar dat zij dat nu kennelijk niet kan zijn. Juist in het buitenland is een mentor van groot belang. Het benoemen van een onafhankelijke derde tot mentor van [dochter] is niet in [dochter's] belang, nu zij moeite heeft mensen te vertrouwen. [dochter] hangt erg aan de vrouw. Een onafhankelijke derde zal de verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding frustreren, aldus de vrouw.
5.3
De man voert verweert. Hij meent dat de vrouw niet als mentor van [dochter] moet worden benoemd. Volgens hem kan niet worden aangenomen dat [dochter] in staat is om haar uitdrukkelijke voorkeur voor de benoeming van een mentor kenbaar te maken. Zij functioneert niet op volwassen niveau en is niet in staat om zelfstandig beslissingen te nemen. [dochter] wordt beïnvloed door de vrouw, zo blijkt ook uit het briefje van [dochter] in de procedure in eerste aanleg. Het is voor de man evident dat [dochter] last heeft van een loyaliteitsconflict. Mocht [dochter] al kenbaar hebben gemaakt dat zij de vrouw als mentor wenst dan zijn er gegronde redenen om van haar voorkeur af te wijken. De vrouw probeert de man op welke manier ook in een kwaad daglicht te stellen en zwart te maken. De vrouw bemoeilijkt het contact tussen de man en [dochter] en streept afspraken tussen de man en [dochter] in haar agenda door. Dit is thans zodanig, dat de man een dagvaardingsprocedure is gestart om in rechte een zorg- en contactregeling met [dochter] af te dwingen. Er wordt door de vrouw veel druk op [dochter] uitgeoefend. Het is voor de man van groot belang dat er een zorg- en contactregeling is tussen [dochter] en de man en dat de vrouw niet als mentor voor haar optreedt. De vrouw is daarvoor ongeschikt. De man vreest dat de relatie tussen hem en [dochter] nog meer onder druk komt te staan wanneer de vrouw mentor wordt van [dochter] . Hij acht het in haar belang dat een onafhankelijk mentor wordt aangesteld.
5.4
De strekking van het door de voorzitter met [dochter] gevoerde gesprek is dat zij bij haar moeder wil blijven wonen, zij niet goed begrijpt wat de taak is van de mentor en dat zij, als zij mag kiezen tussen de huidige mentor en haar moeder, haar moeder als mentor wil. Zij heeft tevens aangegeven dat zij last heeft van de ruzies tussen haar ouders en dat zij op zaterdag en zondag omgang heeft met haar vader.
5.5
De mentor heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij, na een roerige start van het mentoraat, thans tijd heeft doorgebracht met [dochter] en de moeder en met [dochter] en de vader. Ook heeft zij met [dochter] afzonderlijk gesproken op haar werkplek. De mentor bemerkt dat [dochter] veel bevestiging zoekt van de personen om haar heen. Als ze het gevoel krijgt dat ze niet wordt bevestigd, begint ze te huilen. De mentor heeft ook gesproken met een orthopedagoog. De orthopedagoog kan [dochter] begeleiden bij haar persoonlijke problemen. De mentor geeft aan dat zij graag grotere stappen zou zetten, maar dat dat door de procedures en de belastbaarheid van [dochter] nog niet mogelijk is gebleken. Zij is van mening dat er eigenlijk meer tijd zou moeten worden geïnvesteerd, maar dat [dochter] dat qua belasting niet aan kan. De mentor geeft ook aan dat de vrouw de feitelijke zorg verleent voor [dochter] en dat ze dat goed doet. De mentor wil dit niet onderbreken, dat is niet haar taak. Mocht de vrouw een toelichting willen op bijvoorbeeld medicatie voor [dochter] , dan kan ze daarvoor een machtiging krijgen van de mentor. De mentor is in geval van nood 24 uur per dag bereikbaar.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. [dochter] is een jonge vrouw van 23 jaar oud met een verstandelijke beperking. Zij kan, wanneer ze voor de keuze wordt gesteld tussen twee opties, goed benoemen wat zij wil en wat zij niet wil., maar zij zoekt veel bevestiging van de personen om haar heen en is in hoge mate afhankelijk van de keuzes die anderen voor haar maken. [dochter] woont sinds de scheiding van haar ouders in 2001 bij haar moeder. Zij heeft contact met haar vader, zij ziet hem iedere week. Uit de stukken in het dossier, het gesprek dat de voorzitter heeft gehad met [dochter] en de mondelinge behandeling ter terechtzitting is gebleken dat sprake is van een groot wantrouwen tussen de man en de vrouw, dat zij niet met elkaar kunnen communiceren en onvoldoende op één lijn zitten wat betreft de verzorging en begeleiding van [dochter] , in het bijzonder de omvang van het contact dat [dochter] heeft met haar vader. [dochter] heeft ook in hoger beroep aangegeven dat zij last heeft van de ruzies tussen haar ouders. Er is sprake van loyaliteitsproblematiek bij [dochter] . Niet in geschil is dat de vrouw de dagelijkse verzorging en begeleiding van [dochter] voor haar rekening neemt en dat dit goed verloopt. Tegen de achtergrond van de geschetste problematiek tussen de ouders en de last die [dochter] daarvan ondervindt, acht het hof het echter niet in het belang van [dochter] dat één van hen wordt benoemd tot mentor. Die benoeming zou onderwerp van dispuut tussen partijen (blijven) vormen en aldus afbreuk doen aan een deugdelijke en effectieve uitvoering van het mentorschap. Dat is niet in het belang van [dochter] . Het hof acht daarom gegronde redenen aanwezig die zich tegen de benoeming van de vrouw tot mentor verzetten en acht het in het belang van [dochter] dat een onafhankelijke derde [dochter's] belangen van niet-vermogensrechtelijke aard kan behartigen
Dat zij ernstig wordt belemmerd in het uitoefenen van de feitelijke zorgtaken voor [dochter] indien niet zij, maar een onafhankelijke derde mentor is, heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd en is ook overigens niet gebleken. De mentor heeft desgevraagd verklaard dat zij 24 uur per dag bereikbaar is in gevallen van nood, dat zij partijen informatie verschaft en dat zij dat zal blijven doen wanneer partijen daarom verzoeken. Dat de vrouw tijdens hun beider reis naar Australië het mentorschap heeft vervuld, en dat zij dit toen goed heeft gedaan, maakt dit niet anders. De omstandigheden maakten destijds ten behoeve van deze reis op zeer korte termijn een mentoraat noodzakelijk en het lag om praktische redenen voor de hand dat de vrouw dit toen zou vervullen. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof het evenwel niet in het belang van [dochter] dat de vrouw mentor over haar blijft.
Nu overigens niet gebleken is van contra-indicaties voor de benoeming van [de mentor] , blijft zij belast met het mentorschap.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep,
bekrachtigt de beschikking van 16 september 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de beschikking van 5 december 2016;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A.N. van de Beek en mr. A.R. van Wieren, bijgestaan door mr. N. Groen als griffier en is op 5 december 2017 in het openbaar uitgesproken.