ECLI:NL:GHAMS:2017:5050

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
23-004456-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrifte. De tenlastelegging betreft het indienen van onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012, waarbij gefingeerde aftrekposten zijn opgegeven. De verdachte heeft samen met anderen aangiften ingediend voor verschillende getuigen, waarbij hij onterecht kosten voor studiekosten, zorgkosten en levensonderhoud heeft opgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, met als doel te weinig belasting te heffen. De verdediging voerde aan dat de zaak niet strafrechtelijk had moeten worden behandeld, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en dat zijn handelen niet alleen het vertrouwen in de Belastingdienst heeft geschaad, maar ook de Staat der Nederlanden heeft benadeeld. De verdachte is eerder veroordeeld voor oplichting, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004456-15
Datum uitspraak: 14 november 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-993502-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort en/of in de gemeente Hoofddorp en/of in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, in elk geval één of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 waaronder (onder meer):
- ten name van [getuige 1] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-029 en D-030) en/of 2010 (D-031) en/of 2011 (D-032) en/of 2012 (D-033) en/of
- ten name van [getuige 2] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-072) en/of 2009
(D-074) en/of 2010 (D-075) en/of 2011 (D-076) en/of 2012 (D-077) en/of
- ten name van [getuige 3] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011
(D-088) en/of 2012 (D-089) en/of
- ten name van [getuige 4] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-117) en/of 2009 (D-118)
opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 (telkens) te ho(o)g(e) en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven, te weten:
- aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekpost(en) levensonderhoud van kinderen en/of
- aftrekpost(en) ziektekosten en/of
- andere aftrekpost(en) (partner)
terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n)/ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
en/of
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort en/of in de gemeente Hoofddorp en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een groot aantal, in elk geval één of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012, waaronder (onder meer):
- ten name van [getuige 1] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-029 en D-030) en/of 2010 (D-031) en/of 2011 (D-032) en/of 2012 (D-033) en/of
- ten name van [getuige 2] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-072) en/of 2009
(D-074) en/of 2010 (D-075) en/of 2011 (D-076) en/of 2012 (D-077) en/of
- ten name van [getuige 3] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011
(D-088) en/of 2012 (D-089) en/of
- ten name van [getuige 4] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-117) en/of 2009 (D-118)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - opzettelijk valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid op/in dat/die geschrift(en) (telkens) te ho(o)g(e) en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven, waaronder:
- aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekpost(en) levensonderhoud van kinderen en/of
- aftrekpost(en) ziektekosten en/of
- andere aftrekpost(en)
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort en/of in de gemeente Hoofddorp en/of in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meerdere (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen, te weten:
- (een) aangifte(n)voor de inkomstenbelasting over het jaar/de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012
opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft gedaan
immers heeft hij op het/de bij de Inspecteur de belastingen of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en) opgegeven, te weten:
- aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekpost(en) ziektekosten
terwijl dat/die feit(en) ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven;
3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort en/of in de gemeente Hoofddorp (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een) geschrift(en) te weten:
1.Een nota [bedrijf 1] gedateerd 24 april 2009 (D-011) en/of
2.Een nota van [bedrijf 2] gedateerd 15 april 2009 (D-012) en/of
3.Een nota van [bedrijf 3] gedateerd 1 augustus 2008 (D-066) en/of
4.Een nota van [bedrijf 3] gedateerd 1 februari 2011 (D-067) en/of
5.Een dagafschrift [bedrijf 4] gedateerd 10 oktober 2011 (D-082) en/of
6.Een brief met logo [bedrijf 4] gedateerd 9 juli 2013 (D-147)
(elk) zijnde (een) geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
althans toen en daar opzettelijk voormelde valse of vervalste geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij/zij wist/wisten of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd is/waren om als echt en onvervalst te gebruiken.
De valshe(i)d(en) in voornoemd(e) geschrift(en) bestaat/bestaan (onder meer) hieruit dat:
- de nota('s) ad 1 en/of ad 2 en/of ad 3 en/of ad 4 niet was/waren opgemaakt door en/of niet afkomstig was/waren van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3];
- dat de in nota('s) ad 1 en/of ad 2 en/of ad 3 en/of ad 4 vermelde kosten niet verschuldigd was/waren;
- dat het op het dagafschrift [bedrijf 4], ad 5, afgeboekte bedrag van 3050,50 euro niet aan [bedrijf 3] is overgemaakt en/of overgeschreven;
- de brief ad 6 niet was opgemaakt door en/of niet afkomstig was van [bedrijf 4] en/of de in de brief genoemde betalingsregeling tussen [bedrijf 4] en [naam 5] niet was overeengekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof onder meer tot een andere kwalificatie en strafmaat komt dan de rechtbank.

Bespreking van ter terechtzitting gevoerde verweren

De door verdediging gevoerde verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de zaak van de verdachte niet strafrechtelijk had moeten worden afgedaan. De raadsman heeft aan zijn betoog dat de zaak binnen een fiscaal traject had moeten worden behandeld, de conclusie verbonden dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Gelet op de omvang van de bedragen van de aangiften waarmee de verdachte bemoeienis zou hebben gehad, en de lange looptijd van de procedure dient een eventuele straf gematigd te worden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van personen voor wie de verdachte aangifte heeft gedaan en die ‘boter op het hoofd’ hadden, er sprake is van rechtsongelijkheid omdat zij niet zijn vervolgd. Tenslotte kan niet worden gesproken van medeplegen bij degenen waarvoor aangifte is gedaan en die van niets wisten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de zaak met toepassing van de toepasselijke Richtlijnen terecht niet bestuursrechtelijk maar strafrechtelijk is aangevangen. Voorts heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen ter zake het onder 1 tenlastegelegde en dat ook hetgeen verder is aangevoerd niet dient te leiden tot enig rechtsgevolg.
De overwegingen van het hof
Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (AAFD)
Het hof overweegt ten aanzien van de keuze – met toepassing van het Protocol AAFD – om de zaak strafrechtelijk af te doen het volgende. Ten tijde van het Tripartiete Overleg in november 2013 was aanmelding voor strafrechtelijke afdoening mogelijk als het fiscale nadeel minder dan € 100.000 bedroeg en als sprake was van een vermoeden van opzet en een of meer aanvullende wegingscriteria daartoe aanleiding gaven. In het geval van de verdachte bestond het vermoeden dat een bestuursrechtelijke boete niet zou kunnen worden verhaald en dat sprake was van een combinatie van een fiscaal delict met één of meer niet fiscale delicten. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is bij de beslissing om over te gaan tot strafrechtelijke vervolging niet slechts rekening gehouden met de onmogelijkheid van verhaal van een bestuurlijke boete. Aan een tweede criterium, de combinatie van een fiscaal delict met een ander delict (valsheid in geschrift) is in het geval van de verdachte immers eveneens betekenis toegekend. Het verweer wordt daarom verworpen.
Relevante feiten en omstandigheden ten aanzien van de gedane aangiften
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij geld tekort had en dat hij aan de verdachte heeft gevraagd aangiften te doen. [getuige 1] wilde geld terug van de Belastingdienst als hij daar recht op had. De verdachte heeft [getuige 1] wel bonnetjes gevraagd in verband met de in te vullen aangiften, maar [getuige 1] heeft verklaard dat hij niets had. Volgens [getuige 1] heeft de verdachte voor hem een DigiD code aangevraagd en heeft hij zijn rekeningnummer aan de verdachte gegeven. [getuige 1] heeft verklaard tegenover de verbalisanten dat hij zijn aangiften niet heeft gezien, dat hij niet wist dat door de verdachte scholingskosten, buitengewone uitgaven en kosten voor levensonderhoud van kinderen zijn vermeld in de aangiften.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij weinig geld had en dat de aangiften inkomstenbelasting 2008 tot en met 2011 zijn ingevuld door de verdachte. Volgens [getuige 2] is de handtekening op de voorste pagina wel zijn handtekening. [getuige 2] denkt niet dat hij bij het invullen van de aangifte aanwezig is geweest. De verdachte zei volgens [getuige 2]: ‘Geef me dit en dat, dan komt het wel in orde.’ [getuige 2] verklaart dat de bedragen voor ziektekosten en studiekosten niet in overleg met hem zijn ingevuld. Als de verdachte klaar was met het invullen van zijn aangifte kreeg [getuige 2] bericht en ging hij naar de verdachte om zelf achter de laptop van de verdachte zijn DigiD code in te vullen. De verdachte vroeg volgens [getuige 2] geen geld maar de getuige regelde wel eens wat dingetjes voor hem.
Getuige [getuige 3] verklaart dat de verdachte bij haar thuis kwam om op zijn laptop haar aangiften in te vullen. De verdachte vroeg haar of zij kosten had gemaakt en hij vroeg om nota’s. De getuige heeft rekeningen laten zien van thuiszorg en het medicijngebruik of tandarts. De overige kosten die in de aangiften zijn opgenomen zijn niet met haar besproken en ze weet niet hoe hij aan de bedragen komt. Zij verklaart dat de verdachte voor haar een DigiD code heeft aangevraagd en dat zij die aan de verdachte heeft gegeven voor het doen van haar aangiften. Ze heeft voor het jaar 2011 een bedrag van
€ 5.489 teruggekregen van de Belastingdienst en dat aan de verdachte gemeld. De verdachte deelde volgens de getuige mede dat dit te maken had met een bezwaarschrift dat hij had ingediend. De zorgkosten van € 3.200 die in de aangifte 2012 zijn vermeld, kan de getuige niet verklaren.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de aangiften 2007 tot en met 2012 bij de belastingdienst zijn ingediend door de verdachte, die zich aan hem voorstelde onder de naam [getuige 5]. De getuige heeft verklaard dat hij alleen zijn handtekening heeft gezet op de handmatig ingediende aangiften.
Verwerping van het verweer van rechtsongelijkheid
Namens de verdediging is aangevoerd dat sprake is van rechtsongelijkheid als degenen voor wie de aangiften door de verdachte zijn ingevuld daar zelf ook schuld aan hadden en niet worden vervolgd. Dit verweer slaagt niet, reeds omdat de rol van de verdachte, die zich heeft voorgedaan als iemand die weet hoe de fiscale wetgeving wordt toegepast, bij het invullen en indienen van diverse onjuiste aangiften, niet op één lijn gesteld kan worden met die van degenen die zijn hulp hebben gevraagd bij het doen van aangiften. Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van het Protocol AAFD geldt dat voor de verdachte is voldaan aan de voorwaarden om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Voor de individuele belastingplichtigen geldt dat zij niet voldoen aan de voorwaarden om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Van rechtsongelijkheid is geen sprake.
Verwerping van het verweer dat geen sprake is van medeplegen
Ten aanzien van individuele belastingplichtigen die niet zouden weten dat de verdachte onjuiste aangiften heeft ingediend, stelt de verdediging dat geen sprake is van medeplegen. Het hof overweegt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012 BQ 8596 volgt dat het in een situatie als de onderhavige gaat om het vaststellen van het opzet van de verdachte en niet om dat van zijn mededaders. Uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht is geweest op het doen van onjuiste belastingaangiften. Uit de bewijsvoering hoeft niet te kunnen worden afgeleid dat zijn mededaders, ook indien één van hen de aangifteplichtige was, dit opzet eveneens hadden.
De verdachte heeft in de aangiften van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] telkens ten onrechte bedragen vermeld waardoor deze personen geld konden terugkrijgen van de Belastingdienst. Ook als zij geen schriftelijke onderbouwing konden geven voor de kosten voor scholing, medische behandelingen of levensonderhoud van kinderen, voerde de verdachte deze in de aangiften op. De verdachte die rechten heeft gestudeerd en heeft gewerkt als estate-planner wist dat het ten onrechte vermelden van bedragen in aangiften leidt tot het doen van onjuiste aangifte.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte wel bonnetjes heeft gevraagd in verband met de in te vullen aangiften, maar dat hij niets had. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de bedragen voor ziektekosten en studiekosten niet in overleg met hem zijn ingevuld. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat kosten zijn opgenomen in de aangifte die niet met haar zijn besproken en waarvan ze niet weet waar die vandaan komen. De verdachte heeft door het opnemen van de bedragen in de aangiften zonder na te gaan of deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en of ze voor aftrek in aanmerking zouden komen, onjuiste aangiften gedaan. De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij tegen de verdachte heeft gezegd dat hij zijn aangifte eerlijk moest invullen. Met oneerlijk invullen bedoelde de verdachte volgens [getuige 6] dat hij extra uitgaven kon invullen zodat [getuige 6] meer geld kon terugkrijgen van de Belastingdienst. Nu de verdachte ook in zijn eigen aangiften willens en wetens ten onrechte bedragen heeft ingevuld om belastinggeld terug te krijgen, acht het hof het opzet van de verdachte ook bewezen ten aanzien van de onjuiste aangiften voor anderen.
De medeverdachten, van wie sommigen financiële problemen hadden, hebben verklaard dat zij hun aangiften hebben ondertekend dan wel met behulp van DigiD ingediend of door de verdachte hebben laten indienen. Zij hebben de aangiften ingediend of laten indienen zonder te controleren of de daarin door de verdachte vermelde bedragen overeenkwamen met de werkelijkheid. Enkele getuigen hebben verklaard dat met de verdachte over bepaalde aftrekposten is gesproken en dat zij daar geen bonnen voor hadden en andere getuigen hebben verklaard dat aftrekposten zonder hun medeweten, door de verdachte in de aangifte zijn vermeld. Deze getuigen valt minst genomen het verwijt te maken dat zij de werkzaamheden van de verdachte op geen enkele wijze hebben gecontroleerd terwijl daarvoor wel aanleiding was. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat ene [medeverdachte] de verdachte hielp bij het vervalsen van stukken en getuige [getuige 2] dat hij de verdachte er wel voor aanzag dat het een beetje natte vingerwerk is geweest. Verdachte is omschreven als een luxe zwerver en getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij naar drank stonk.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen de getuigen en de verdachte zodat het medeplegen van het onjuist indienen van belastingaangiften door de verdachte kan worden bewezen.
De verweren van de verdediging worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de aangiftetijdvakken 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012:
- ten name van [getuige 1] aangiften IB over de jaren 2008 en 2010 en 2011 en 2012 en
- ten name van [getuige 2] aangiften IB over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 en
- ten name van [getuige 3] aangiften IB over de jaren 2011 en 2012 en
- ten name van [getuige 4] aangiften IB over de jaren 2008 en 2009.
opzettelijk onjuist heeft gedaan, immers hebben hij en zijn mededaders op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde of ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 telkens gefingeerde aftrekposten opgegeven, te weten:
- aftrekposten voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekposten levensonderhoud van kinderen en/of
- aftrekposten ziektekosten.
terwijl die feiten ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
en
hij, in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort (digitale) aangiften voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de aangiftetijdvakken 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012:
- ten name van [getuige 1] aangiften IB over de jaren 2008 en 2010 en 2011 en 2012 en/of
- ten name van [getuige 2] aangiften IB over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 en/of
- ten name van [getuige 3] aangiften IB over de jaren 2011 en 2012 en/of
- ten name van [getuige 4] aangiften IB over de jaren 2008 en 2009.
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften telkens gefingeerde aftrekposten opgegeven, waaronder:
- aftrekposten voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekposten levensonderhoud van kinderen en/of
- aftrekposten ziektekosten.
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander te doen gebruiken.
2:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meerdere (digitale) aangiften voor de Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 opzettelijk onjuist heeft gedaan, immers heeft hij op de bij de Inspecteur de belastingen of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens gefingeerde aftrekposten opgegeven, te weten:
- aftrekposten voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven en/of
- aftrekposten voor ziektekosten.
terwijl die feiten ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven.
3:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Zandvoort, meermalen, opzettelijk geschriften te weten:
1. Een nota [bedrijf 1] gedateerd 24 april 2009 en
2. Een nota van [bedrijf 2] gedateerd 15 april 2009 en
3. Een nota van [bedrijf 3] gedateerd 1 augustus 2008 en
4. Een nota van [bedrijf 3] gedateerd 1 februari 2011 en
5. Een dagafschrift [bedrijf 4] gedateerd 10 oktober 2011 en
6. Een brief met logo [bedrijf 4] gedateerd 9 juli 2013.
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken.
De valsheden in voornoemde geschriften bestaan hieruit dat:
- de nota's ad 1 en ad 2 en ad 3 en ad 4 niet waren opgemaakt door en niet afkomstig waren van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3];
- dat de in nota's ad 1 en ad 2 en ad 3 en ad 4 vermelde kosten niet verschuldigd waren;
- dat het op het dagafschrift [bedrijf 4], ad 5, afgeboekte bedrag van 3050,50 euro niet aan [bedrijf 3] is overgemaakt en/of overgeschreven;
- de brief ad 6 niet was opgemaakt door en niet afkomstig was van [bedrijf 4] en de in de brief genoemde betalingsregeling tussen [bedrijf 4] en [naam 5] niet was overeengekomen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift en gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde bepaald dat de verdachte zich dient te onthouden van het doen van aangiften voor derden, alsook het verstrekken van belastingadvies aan derden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting te doen. De verdachte deed dit niet alleen voor zichzelf, maar ook voor derden. De verdachte heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting en in die van derden te hoge of gefingeerde aftrekposten opgenomen, zoals scholingskosten, zorgkosten en kosten voor het levensonderhoud van kinderen. Hierdoor werd teveel belasting terugbetaald. Daarnaast heeft de verdachte ter onderbouwing van zijn eigen aangifte een aantal vervalste facturen of nota’s voorhanden gehad. Met zijn handelwijze heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen geschaad dat de Belastingdienst behoort te kunnen stellen in de gegevens die door belastingplichtigen worden verstrekt, maar heeft hij de Staat der Nederlanden en daarmee de samenleving benadeeld. De stelling van de verdachte dat hij met het doen van deze onjuiste aangiften voor derden geen financieel voordeel heeft genoten, doet daar niet aan af. De verdachte had zich, gelet op zijn opleiding en in het verleden vervulde werkzaamheden, verre moeten houden van de door hem gepleegde stafbare feiten. Het hof weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij zijn eigen aangiften met opzet onjuist heeft ingediend om daarmee financiële middelen te krijgen. Verder ziet de verdachte de ernst van zijn handelen niet in nu hij van mening blijft dat het gaat om geringe bedragen die in een gesprek met de belastinginspecteur eenvoudig hadden kunnen worden rechtgezet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder ter zake van oplichting. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast, voor zover nog niet geschied, de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen goederen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van
S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 november 2017.