Uitspraak
1. Het geding in hoger beroep
2. Stukken van het geding
3. Feiten
[naam], wonende te [adres]
1.de heer [naam] (geboren [geboortedatum] ) blijkens na te melden
aldaar werkzaam
2.Mevrouw [naam] (geboren [geboortedatum] )
aldaar werkzaam”
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster, een advocaat, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een exploot valselijk heeft opgemaakt door te stellen dat hij een dagvaarding op 19 augustus 2015 aan haar kantoor heeft betekend, terwijl dit niet het geval zou zijn geweest. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had de klacht eerder gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder voor een week geschorst in zijn ambt. Het hof heeft de zaak behandeld op 12 oktober 2017, waarbij de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar klaagster niet. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder door een collega was ingeschakeld om de dagvaarding te betekenen en dat er onduidelijkheid bestond over de betekening. Klaagster heeft betoogd dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, omdat de dagvaarding nooit aan haar of haar medewerkers is overhandigd. De gerechtsdeurwaarder heeft dit betwist en stelt dat er mogelijk een vergissing is gemaakt. Het hof oordeelt dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een definitieve uitspraak te doen en heeft besloten om een nieuwe mondelinge behandeling te houden, waarbij beide partijen in persoon gehoord zullen worden. De beslissing om de zaak opnieuw te behandelen is genomen om de ernst van de klacht en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten.