ECLI:NL:GHAMS:2017:5045

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
200.218.770/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder wegens valsheid in geschrift en schorsing in ambt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster, een advocaat, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een exploot valselijk heeft opgemaakt door te stellen dat hij een dagvaarding op 19 augustus 2015 aan haar kantoor heeft betekend, terwijl dit niet het geval zou zijn geweest. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had de klacht eerder gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder voor een week geschorst in zijn ambt. Het hof heeft de zaak behandeld op 12 oktober 2017, waarbij de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar klaagster niet. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder door een collega was ingeschakeld om de dagvaarding te betekenen en dat er onduidelijkheid bestond over de betekening. Klaagster heeft betoogd dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, omdat de dagvaarding nooit aan haar of haar medewerkers is overhandigd. De gerechtsdeurwaarder heeft dit betwist en stelt dat er mogelijk een vergissing is gemaakt. Het hof oordeelt dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een definitieve uitspraak te doen en heeft besloten om een nieuwe mondelinge behandeling te houden, waarbij beide partijen in persoon gehoord zullen worden. De beslissing om de zaak opnieuw te behandelen is genomen om de ernst van de klacht en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.770/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/600786 DW RK 16/6
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 21 november 2017
inzake
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: [naam] ,
tegen
[klaagster] ,
kantoorhoudend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 6 juli 2017 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de onder bovengenoemd nummer gegeven beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 6 juni 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:91). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van één week opgelegd.
1.2. Klaagster heeft op 15 augustus 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2017. De gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn aldaar verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klaagster is overeenkomstig haar aankondiging niet verschenen.

2. Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. Feiten

3.1. Het hof vindt aanleiding om de feiten zelfstandig vast te stellen.
3.2. De gerechtsdeurwaarder is door een collega-gerechtsdeurwaarder ingeschakeld om een exploot van dagvaarding te betekenen aan het kantoor van klaagster.
3.3. Tot de stukken van het geding behoort een exploot van dagvaarding met, voor zover van belang, de volgende inhoud (hierna verder: het exploot van dagvaarding):
“Heden, de [handgeschreven tekst: negentiende augustus], tweeduizendvijftien,
ten verzoeke van: de heer
[naam], wonende te [adres]
, te dezer zake domicilie kiezende te [adres]
, ten kantore van [naam] advocaten, van welk kantoor mr. [naam]
te dezer zake als gemachtigde zal optreden met het recht van substitutie;
heb ik, [naam] , als gerechtsdeurwaarder
gevestigd en kantoorhoudende te [adres]
;
GEDAGVAARD:

1.de heer [naam] (geboren [geboortedatum] ) blijkens na te melden

huurovereenkomst domicilie gekozen hebbende en wonende aan het adres
[adres] , te dezer zake domicilie kiezende
te [adres] , ten kantore van [klaagster]
, aldaar aan dat adres mijn exploot doende en
afschrift dezes en bijbehorende producties latende aan:
[handgeschreven tekst: mw. [A] ]
aldaar werkzaam

2.Mevrouw [naam] (geboren [geboortedatum] )

wonende aan het adres [adres] , te dezer
zake domicilie kiezende te [adres] , ten
kantore van [klaagster] , aldaar aan dat
adres mijn exploot doende en afschrift dezes en bijbehorende producties
latende aan:
[handgeschreven tekst: mw. [A] ]
aldaar werkzaam
4. Standpunt van klaagster
4.1.
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, door te verklaren dat hij het exploot van dagvaarding op 19 augustus 2015 aan haar kantooradres heeft betekend, terwijl die dagvaarding nooit aan haar, noch aan één van haar medewerkers is uitgereikt. Klaagster stelt dat ten tijde van de door de gerechtsdeurwaarder gestelde betekening van het exploot er drie personen normaliter werkzaam waren in het pand; een collega-advocaat, een secretaresse en klaagster zelf. Klaagster zelf was de bewuste dag niet op kantoor. De secretaresse was tot 16.30 uur op kantoor aanwezig en haar collega-advocaat tot circa 18.00 uur. Beiden waren de gehele dag aanwezig op kantoor en hebben de dagvaarding niet in ontvangst genomen, noch hebben zij de gerechtsdeurwaarder die dag gezien. Op het adres [adres] is uitsluitend het kantoor van klaagster gevestigd.
4.2.
Voorts wijst klaagster erop dat de gerechtsdeurwaarder in het exploot heeft verklaard dat de dagvaarding is betekend aan mevrouw [A] (hierna: [A] ). Mevrouw [A] is echter sinds het jaar 2011 niet meer op het kantoor van klaagster werkzaam. Klaagster wijst er verder op dat ten tijde van de gestelde betekening het LinkedIn-profiel van [A] de indruk wekte dat [A] nog steeds werkzaam was bij het kantoor van klaagster.
4.3.
Klaagster stelt verder dat zij op 14 september 2015 door een medewerker van de rechtbank [plaats] erop is geattendeerd dat er een exploot van dagvaarding aan haar kantoor zou zijn betekend. Vervolgens heeft klaagster contact gezocht met de advocaat die de wederpartij vertegenwoordigde èn met de gerechtsdeurwaarder, waarna zij hem met het vorenstaande heeft geconfronteerd.
4.4.
Klaagster stelt dat dit een bijzonder ernstige kwestie betreft; er moet blindelings vertrouwd kunnen worden op de juistheid van wat een gerechtsdeurwaarder op ambtseed verklaart c.q. noteert in een exploot.
5. Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1.
De gerechtsdeurwaarder stelt zich in hoger beroep allereerst op het standpunt dat klaagster geen persoonlijk belang heef bij haar klacht en dat klaagster daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de klacht.
5.2.
De gerechtsdeurwaarder bestrijdt de lezing van klaagster. Hij stelt dat hij wel degelijk het hiervoor onder 3.2. vermelde exploot van dagvaarding aan het kantooradres van klaagster heeft betekend.
5.3.
De gerechtsdeurwaarder stelt primair dat niet uit te sluiten valt dat iemand van het kantoor van klaagster een verkeerde naam heeft doorgegeven aan hem en zichzelf daarbij ten onrechte heeft geïdentificeerd als mevrouw [A] .
5.4.
Voorts wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat hij geen enkel belang zou hebben bij het (gestelde) vervalsen van het exploot. Het exploot hoefde niet voor een bepaalde datum te worden betekend, terwijl hij het zich desgewenst veel eenvoudiger had kunnen maken door de dagvaarding in een gesloten envelop ex art. 47 Rv te betekenen. Bovendien ligt het valselijk opmaken van het exploot, aldus de gerechtsdeurwaarder, sowieso niet voor de hand nu het exploot betekend moest worden aan een advocatenkantoor. Het niet betekenen van het exploot zou in een dergelijk geval snel aan het licht komen, met als gevolg een ontevreden opdrachtgever en bijkomende reputatieschade. Ook in dat opzicht heeft hij, aldus de gerechtsdeurwaarder, geen enkel belang bij het (gestelde) valselijk opmaken van het exploot.
5.5.
De gerechtsdeurwaarder betwist niet dat mevrouw [A] op het moment van (de gestelde) betekening van het exploot niet langer meer werkzaam was op het kantoor van klaagster. De gerechtsdeurwaarder houdt dan ook de optie open dat de verkeerde naam in het exploot terecht is gekomen door de werkwijze die zijn kantoor destijds hanteerde. Ter zitting in hoger beroep heeft de deurwaarder deze werkwijze als volgt toegelicht. De gerechtsdeurwaarder nam - toentertijd - de originele exploten nooit mee op zijn route. De originelen exploten lagen op kantoor en waren al voor een deel ingevuld. In het onderhavige geval is, zo stelt de gerechtsdeurwaarder, een afschrift van het exploot afgegeven op het kantoor van klaagster. Vervolgens belde hij met kantoor en gaf de naam door van degene aan wie hij het exploot had overhandigd. Een medewerker van zijn kantoor vulde die naam dan in op een lijst. Als hij dan weer op kantoor terugkwam, vulde de gerechtsdeurwaarder het originele exploot verder in aan de hand van de namen die op genoemde lijst stonden. Het zou kunnen dat één van zijn medewerkers de verkeerde naam heeft ingevuld op deze lijst, waardoor de fout heeft kunnen ontstaan. Genoemde werkwijze is, aldus de gerechtsdeurwaarder, inmiddels aangepast.
5.6.
Tot slot wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat klaagster lang heeft gewacht met het indienen van de klacht. Klaagster heeft pas op 6 januari 2016 haar klacht ingediend, terwijl het voorval reeds speelde medio 2015. Hierdoor is hij bewijstechnisch in een lastig parket terecht gekomen. De ‘TomTom-gegevens’ - die hadden kunnen aantonen dat hij gereden was naar het adres van [klaagster] - waren op dat moment reeds gewist en op zijn kantoor hadden zich inmiddels allerlei personele wijzigingen voorgedaan.
6. Beoordeling
6.1.
De klacht is gebaseerd op de stelling dat de gerechtsdeurwaarder valsheid in geschrift heeft gepleegd door ten onrechte te verklaren dat hij een exploot aan (een medewerkster van het kantoor van) klaagster heeft betekend. Daarmee is het belang van klaagster gegeven. Haar kantooradres werd immers door de gedaagde partij als gekozen domicilie gebruikt. Klaagster is dan ook ontvankelijk in haar klacht.
6.2.
Los van de vraag of het exploot van dagvaarding al dan niet door de gerechtsdeurwaarder ten kantore van klaagster zou zijn betekend, is tussen partijen niet in geschil dat mevrouw [A] op de gestelde betekeningsdatum niet langer meer werkzaam was op het kantoor van klaagster.
6.3.
Klaagster stelt dat het exploot valselijk is opgemaakt. Het exploot zou namelijk helemaal niet aan haar kantoor zijn betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft dit betwist en heeft gesteld dat ten tijde van de betekening mogelijk een ander zich heeft uitgegeven als mevrouw [A] , dan wel de fout is ontstaan op zijn kantoor. Van een moedwillig vervalsen van het exploot van dagvaarding is, aldus de gerechtsdeurwaarder, in ieder geval geen sprake.
6.4.
Het hof acht zich, bij de huidige stand van zaken en gelet op de ernst van de klacht, die immers met name ziet op het moedwillig vervalsen van het exploot, en dus niet op een mogelijke vergissing, onvoldoende voorgelicht om over de gegrondheid van de klacht te kunnen oordelen. Dit mede doordat klaagster noch op de zitting in eerste aanleg noch in hoger beroep is verschenen. Het hof wenst daarom partijen - zowel klaagster als de gerechtsdeurwaarder - op een nog nader te bepalen zittingsdatum beiden in persoon te horen over de gang van zaken op en kort na de gestelde betekeningsdatum. Het hof geeft partijen verder in overweging zich, zo mogelijk, te voorzien van schriftelijke verklaringen van getuigen die de juistheid van hun standpunt kunnen onderschrijven.
7. Beslissing
Het hof:
- bepaalt dat een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gehouden waartoe partijen, na in de gelegenheid gesteld te zijn verhinderdata in te dienen, zullen worden opgeroepen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017 door de rolraadsheer.