ECLI:NL:GHAMS:2017:4957

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
200.175.084/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot verstrekking van bescheiden in hoger beroep inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat volgde op een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.F.C. Hoogendoorn, heeft een incidentele vordering ingesteld tot afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de appellant rechtmatig belang heeft bij de gevraagde bescheiden ter onderbouwing van zijn schadevordering. Het hof heeft de geïntimeerde 1, vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het arrest afschrift van bepaalde bescheiden te verstrekken. De overige vorderingen zijn afgewezen omdat deze te onbepaald waren of niet voldoende rechtmatig belang konden aantonen. Het hof heeft tevens opgemerkt dat de kosten van het verstrekken van de bescheiden voor rekening van de appellant komen. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van de appellant, waarbij partijen zijn uitgenodigd om een minnelijke regeling te overwegen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.175.084/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/13566721/HA ZA 14-604
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 november 2017
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
eiser in het incident,
advocaat: mr. H.F.C. Hoogendoorn te Amsterdam,
tegen
1)
[geïntimeerde 1],
wonend te [woonplaats],
2)
SQUARE-VAST B.V.
gevestigd te Maarheeze,
geïntimeerden,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
en
3)
VOORWINDE NOTARIAAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4)
[geïntimeerde 4],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
verweerders in het incident,
advocaat A. Rijkelijkhuizen te Amstelveen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant], [geïntimeerde 1], Square-Vast ([geïntimeerde 1] en Square-Vast gezamenlijk [geïntimeerden 1 en 2]), Voorwinde BV en de notaris (Voorwinde BV en de notaris gezamenlijk Voorwinde c.s.) genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 18 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2015, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [geïntimeerden 1 en 2] en Voorwinde c.s. als gedaagden in conventie en [geïntimeerden 1 en 2] tevens als eisers in reconventie.
Het hof heeft in de hoofdzaak op 18 juli 2017 tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt naar dat arrest verwezen.
[appellant] heeft vervolgens bij incidentele conclusie een vordering ingesteld tot afgifte van, althans inzage in de hierna te noemen bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Subsidiair wordt het hof verzocht [geïntimeerde 1] te bevelen bescheiden open te leggen als bedoeld in artikel 162 Rv.
[geïntimeerden 1 en 2] en Voorwinde c.s. hebben daarop bij incidentele conclusie van antwoord verweer gevoerd in het incident en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten daarvan.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.
Partijen hebben in het incident de volgende stukken ingediend:
- incidentele conclusie ex artikel 22, 85 en 162 en 843a Rv zijdens [appellant];
- antwoord-conclusie incident zijdens Voorwinde c.s.; en
- incidentele conclusie van antwoord ex 22, 85 en 162 en 843a Rv zijdens [geïntimeerden 1 en 2]

2.De beoordeling in het incident

2.1
Bij tussenarrest van 18 juli 2017 heeft het hof het volgende overwogen:
‘3.8 De tussenconclusie is dat [geïntimeerden 1 en 2] onrechtmatig jegens [appellant] hebben gehandeld door te bewerkstelligen (…) dat op 26 november 2008 een leveringsakte werd gepasseerd teneinde de aan [appellant] toebehorende aandelen in BouwNet aan Square Vast over te dragen en [appellant] te doen terugtreden als bestuurder van BouwNet. [geïntimeerden 1 en 2] zijn dan ook in beginsel aansprakelijk voor de dientengevolge door [appellant] geleden schade.
(…)
3.13 (…).
Door onder deze omstandigheden op 26 november 2008, op basis van de in maart 2008 afgegeven volmacht de akte van levering te passeren, zonder zich ervan op de hoogte te stellen of de inhoud daarvan wel overeenstemde met wat tussen partijen was afgesproken en zonder op enigerlei wijze te verifiëren dat ook [appellant] daarmee akkoord was, heeft [geïntimeerde 4] verwijtbaar gehandeld in strijd met de jegens [appellant] in acht te nemen zorgvuldigheid, wat jegens [appellant] onrechtmatig is.
(…)
3.21
Het hof ziet evenwel mede gelet op het tijdsverloop sinds november 2008 aanleiding om de zaak niet naar de schadestaat te verwijzen, maar om de schadebegroting aan zich te houden. Daarbij is het thans aan [appellant] om zijn schade concreet te onderbouwen, waarna [geïntimeerden 1 en 2] en Voorwinde c.s. daarop zullen kunnen reageren. In dat kader kunnen ook de ter zake van causaal verband en bestaan en omvang van de schade gevoerde overige verweren, waaronder het beroep op eigen schuld, nader aan de orde komen.
3.22
Alvorens verder kan worden beslist, dient omtrent het bestaan en de omvang van de schade eerst duidelijkheid te worden verschaft. [appellant] zal daarom in de gelegenheid zal worden gesteld zich bij akte, al dan niet onder overlegging van stukken, uit te laten over de afzonderlijke aangevoerde schadeposten en de omvang daarvan.’
2.2
[appellant] vordert in het incident dat [geïntimeerde 1] zal worden veroordeeld om binnen drie weken na het in het incident te wijzen arrest aan hem de navolgende bescheiden te verstrekken, althans te overleggen in de onderhavige procedure, al dan niet door deponering ter griffie:
1) de uitgebreide jaarcijfers van Bouwnet (met balans en winst- en verliesrekeningen alsmede de toelichtingen daarop) over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011;
2) de digitale auditfile van Bouwnet over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011;
3) de afschriften van alle door of ten behoeve van Bouwnet aangehouden bankrekeningen vanaf 26 november 2008 tot aan de datum van het faillissement;
4) de salarisstroken van [geïntimeerde 1] vanaf november 2008 tot aan de datum van het faillissement;
5) een lijst van alle personen die sinds 26 november 2008 op de loonlijst hebben gestaan, alsmede kopieën van hun loonstroken;
6) loonstroken van de heer [persoon 1] en/of andere stukken waaruit diens bezoldiging volgt; en
7) de grootboekadministratie van Bouwnet vanaf het jaar 2008 tot aan de datum van het faillissement,
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag, voor elke dag waarop [geïntimeerde 1] na verloop van genoemde termijn geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het in het incident te wijzen arrest te voldoen, tot een maximum van € 25.000 per dag.
2.3
Ter onderbouwing van zijn incidentele vordering heeft [appellant] het volgende aangevoerd. [appellant] heeft een rechtmatig en processueel belang bij afgifte van en/of inzage in de gevorderde bescheiden. [appellant] heeft de inzage nodig voor de onderbouwing en begroting van een gedeelte van de door hem geleden schade. Verstrekking van de bescheiden is bovendien in het belang van een goede procesorde en waarheidsvinding. Omdat [appellant] vermoedt dat familieleden en/of bevriende derden op de loonlijst hebben gestaan, zonder daarvoor te hebben gewerkt, verzoekt hij ook om afgifte van een lijst van alle personen die sinds 26 november 2008 op de loonlijst hebben gestaan, alsmede kopieën van hun loonstroken. Tevens wil [appellant] weten hoeveel zijn opvolger heeft verdiend, zodat hij ook de loonstroken van de heer [persoon 1] en/of andere stukken waaruit diens bezoldiging volgt, wenst te verkrijgen.
2.4
[geïntimeerden 1 en 2] hebben tegen de incidentele vordering verweer gevoerd. Hiertoe hebben zij aangevoerd dat [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, dat hij althans geen rechtmatig belang heeft bij zijn vordering tot inzage en/of afschrift van de bescheiden en dat de vordering daarom dient te worden afgewezen. Ter onderbouwing van het verweer brengen [geïntimeerden 1 en 2] naar voren dat [appellant] al beschikt over de jaarrekeningen van 2008 en 2009, wat ook volgt uit het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag, [geïntimeerde 1] de gevorderde bescheiden niet meer heeft, [appellant] bezig is met een zogeheten ‘fishing expedition’, de vordering te onbepaald is en [appellant] bij vele van de gevorderde bescheiden niet direct betrokken is geweest. Ten slotte voeren [geïntimeerden 1 en 2] nog aan dat [geïntimeerde 1] de gevorderde bescheiden weliswaar niet meer heeft maar reeds eerder - zoals [appellant] ook weet - heeft toegezegd de curator en de ex-bestuurder van Bouwnet met een verzoek om informatie te willen benaderen en ook al contact heeft gehad met de boekhouder. Niet valt in te zien waarom [geïntimeerde 1] dan een dwangsom zou moeten verbeuren.
2.5
Ook Voorwinde c.s. hebben tegen de incidentele vordering verweer gevoerd. Hiertoe hebben zij aangevoerd dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij niet heeft voldaan aan het gestelde onder 3.22 van het tussenarrest. Subsidiair dient de vordering te worden afgewezen omdat de incidentele conclusie in strijd is met het bepaalde in artikel 22 Rv en/of de beginselen van een goede procesorde.
2.5
Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a lid 1 Rv - die in elke stand van het geding kan worden ingesteld - is dat voor toewijzing daarvan slechts plaats is, indien degene die een dergelijke vordering instelt daarbij een rechtmatig belang heeft, de bescheiden voldoende bepaald zijn en het bescheiden betreft aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
2.6
Met het tussenarrest staat een rechtsbetrekking tussen partijen genoegzaam vast. Ten aanzien van een deel van de gevorderde bescheiden is de vordering voldoende bepaald en heeft [appellant] naar het oordeel van het hof een voldoende zwaarwegend en rechtmatig bewijsbelang ter onderbouwing van zijn schadevordering. Toewijsbaar zijn:
Ad 1) de uitgebreide jaarcijfers van Bouwnet (met balans en winst- en verliesrekeningen alsmede de toelichtingen daarop) over de jaren 2010 en 2011. [geïntimeerden 1 en 2] hebben voldoende onderbouwd dat [appellant] reeds beschikt over de jaarcijfers van 2008 en 2009. [appellant] heeft daarom geen belang bij afgifte van dan wel inzage in de jaarcijfers over 2008 en 2009;
Ad 3) de afschriften van alle door of ten behoeve van Bouwnet aangehouden bankrekeningen vanaf 26 november 2008 tot aan de datum van het faillissement;
Ad 4) de salarisstroken van [geïntimeerde 1] vanaf november 2008 tot aan de datum van het faillissement; en
Ad 7) de grootboekadministratie van Bouwnet vanaf het jaar 2008 tot aan de datum van het faillissement.
Het hof gaat er daarbij vanuit dat [geïntimeerde 1] over deze bescheiden kan beschikken door deze op te vragen bij de curator en/of de boekhouder zoals hij ook al heeft toegezegd. Voor zover dat niet mogelijk zal blijken te zijn is het aan [geïntimeerde 1] zulks voorzien van een verifieerbare onderbouwing nader toe te lichten.
2.7
De vordering ter zake de overige bescheiden zal worden afgewezen, omdat deze te onbepaald is, relevantie mist en/of in zoverre heeft te gelden als een zogenaamde ‘fishing expedition’.
Ad 2) De vordering aangaande de digitale auditfile acht het hof te onbepaald, nu niet wordt toegelicht wat hiermee wordt bedoeld en waarom bij dit deel van de vordering een rechtmatig belang bestaat;
Ad 5) De vordering met betrekking tot de loongegevens steunt op een vermoeden dat familie en/of bevriende derden ten onrechte op de loonlijst stonden. Daarmee is echter geen rechtmatig belang gegeven. [appellant] lijkt op zoek naar bewijs van mogelijke misstanden. Dat is een ‘fishing expedition’; en
Ad 6) Wat de bezoldiging van [persoon 1] betreft heeft [appellant] zijn rechtmatig belang onvoldoende aannemelijk gemaakt.
2.8
Van strijd met beginselen van goede procesorde is, bij gebreke van enige substantiële onderbouwing zijdens Voorwinde c.s., niet gebleken.
2.9
De incidentele vordering is aldus gedeeltelijk toewijsbaar, met dien verstande dat het hof de termijn waarbinnen [geïntimeerde 1] afschrift dient te verstrekken zal bepalen op vier weken, te rekenen vanaf de betekening van dit arrest. De redelijke kosten van het verstrekken van afschrift komen voor rekening van [appellant].
2.1
Tot het opleggen van een dwangsom ziet het hof vooralsnog geen aanleiding. [geïntimeerde 1] heeft toegezegd zijn best te doen de bescheiden te achterhalen, terwijl niet vaststaat dat hij over alle bescheiden kan beschikken en het dus niet zeker is dat [geïntimeerde 1] aan de veroordeling kan voldoen. Het hof zal evenwel tevens op de voet van artikel 22 Rv bevelen dat [geïntimeerde 1] de bescheiden dient over te leggen, waarbij het hof uitdrukkelijk opmerkt dat indien een eventuele weigering om dat te doen niet gerechtvaardigd wordt geoordeeld, daaruit de gevolgtrekkingen kan worden gemaakt die het hof geraden voorkomt.
2.11
De beslissing ten aanzien van de proceskosten van dit incident zal worden aangehouden tot het eindarrest.
2.12
De hoofdzaak zal - in verband met de toewijzing van de incidentele vordering - op een ruime termijn naar de rol worden verwezen voor de reeds in het tussenarrest genoemde akte aan de zijde van [appellant]. [geïntimeerden 1 en 2] en Voorwinde c.s. zullen daarop vervolgens mogen reageren.
2.13
Het hof geeft partijen in overweging om een minnelijke regeling te beproeven, waarbij het hof bereid is om ter gelegenheid van een te houden comparitie daaraan zijn bijdrage te leveren. Het hof verzoekt partijen zich bij genoemde akte zich tevens uit te laten over de wenselijkheid van een comparitie.
2.14
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
In het incident:
veroordeelt [geïntimeerde 1]
binnen vier weken na betekening van dit arrest aan [appellant] afschrift van de navolgende bescheiden te (laten)overhandigen:
- de uitgebreide jaarcijfers van Bouwnet (met balans en winst- en verliesrekeningen alsmede de toelichtingen daarop) over de jaren 2010 en 2011;
- de afschriften van alle door of ten behoeve van Bouwnet aangehouden bankrekeningen vanaf 26 november 2008 tot aan de datum van het faillissement;
- de salarisstroken van [geïntimeerde 1] vanaf november 2008 tot aan de datum van het faillissement; en
- de grootboekadministratie van Bouwnet vanaf het jaar 2008 tot aan de datum van het faillissement,
beveelt [geïntimeerde 1] op de voet van artikel 22 Rv afschrift van deze bescheiden over te leggen,
wijst af het meer of anders gevorderde,
houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot aan het arrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 9 januari 2018 voor een akte aan de zijde van [appellant] met de hiervoor onder 2.13 van dit arrest en onder 3.22 van het tussenarrest van 18 juli 2017 omschreven doelen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W.H. Vink, M. Jurgens en J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017.