ECLI:NL:GHAMS:2017:4947

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
200.216.711/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens valsheid in geschrifte en verduistering van een verklaring van zuivere aanvaarding

In deze zaak heeft klager, de appellant, een klacht ingediend tegen de notaris, waarin hij beschuldigt van valsheid in geschrifte en verduistering van een verklaring van zuivere aanvaarding. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die de klacht ongegrond had verklaard. Klager heeft op 30 mei 2017 een beroepschrift ingediend, gevolgd door een aanvullend beroepschrift op 23 juni 2017. De notaris heeft op 19 juli 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 14 september 2017, waar klager aanwezig was, maar de notaris niet. Het hof heeft de aanvullende producties van klager buiten beschouwing gelaten omdat deze niet tijdig waren ingediend.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder van klager overleed op 24 maart 2010 zonder testament. Klager en zijn broer en zus zijn ieder voor een derde gerechtigd in de nalatenschap. De zus gaf de notaris op 20 april 2010 opdracht om een verklaring van erfrecht op te stellen. Klager heeft op verschillende momenten verklaringen van zuivere aanvaarding ondertekend, maar heeft later betwist dat deze correct waren opgesteld. Klager verwijt de notaris dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd bij de verklaring van 19 maart 2015 en dat hij de verklaring van 13 oktober 2011 heeft verduisterd.

Het hof oordeelt dat de notaris voldoende heeft aangetoond dat het verschil in handschrift op de verklaringen te verklaren is en dat de beschuldiging van verduistering ongefundeerd is. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.216.711/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2016/61
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 november 2017
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 30 mei 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort
's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 mei 2017 (ECLI:NL:TNROSHE:2017:15). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 23 juni 2017 een aanvullend beroepschrift aan het hof doen toekomen.
1.3.
De notaris heeft op 19 juli 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Op 5 september 2017 heeft klager een brief van 2 september 2017 met aanvullende producties in het geding gebracht.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2017. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De notaris is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen. Het hof heeft de op 5 september 2017 ontvangen brief en aanvullende producties buiten beschouwing gelaten omdat deze producties niet tijdig zijn ingediend en een repliek bevatten.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De moeder van klager (hierna: de moeder) is op 24 maart 2010 overleden zonder het maken van een testament. Klager, zijn broer en een (half)zus (hierna gezamenlijk: de kinderen) zijn ieder voor een derde onverdeeld erfdeel gerechtigd in de nalatenschap van de moeder.
3.2.2.
Op 20 april 2010 heeft de (half)zus van klager (hierna: de zus) aan de notaris opdracht gegeven om een verklaring van erfrecht op te stellen.
3.2.3.
De notaris heeft op 4 mei 2010 aan de kinderen brieven gestuurd, waarbij hij hen heeft geïnformeerd over de erfopvolging. Bij die brief was een verklaring van zuivere aanvaarding gevoegd, waarin aan de kinderen werd gevraagd om deze op het kantoor van de notaris te komen ondertekenen indien zij met de inhoud daarvan konden instemmen. Vervolgens zou een verklaring van erfrecht worden opgesteld.
3.2.4.
De zus heeft de verklaring van zuivere aanvaarding op 10 mei 2010 op het kantoor van de notaris ondertekend. De broer van klager (hierna: de broer) heeft deze verklaring op 16 juli 2010 op de Nederlandse ambassade in [plaats], [buitenland], ondertekend. De notaris heeft de verklaring van de broer (voorzien van een verklaring van legalisatie van de handtekening door een medewerker van de ambassade) in juli 2010 ontvangen. Klager is bij brief van 4 augustus 2010 nogmaals om een reactie gevraagd.
3.2.5.
Bij brief van 18 augustus 2011 (aangetekend verzonden met bericht van ontvangst) heeft mevrouw [naam], medewerkster van het notariskantoor, klager eraan herinnerd dat hij de verklaring van zuivere aanvaarding nog niet had ondertekend. Zij heeft hem in diezelfde brief gevraagd dit alsnog te doen of te laten weten of hij de nalatenschap van de moeder beneficiair wilde aanvaarden of wilde verwerpen. Verder staat in deze brief nog vermeld:
“Eveneens wil ik u erop attenderen dat wanneer ik niets van u verneem, wij namens de overige erfgenamen genoodzaak zijn de procedure bij de kantonrechter te starten waarin u alsnog wordt verzocht u uit te spreken of u de nalatenschap wilt aanvaarden of wilt verwerpen.”
3.2.6.
Op 13 oktober 2011 is klager op het notariskantoor verschenen en heeft hij de verklaring van zuivere aanvaarding ondertekend in aanwezigheid van een medewerkster van het kantoor van de notaris.
3.2.7.
Op 19 maart 2015 heeft klager het notariskantoor bezocht. De notaris heeft klager gesproken en klager heeft in zijn aanwezigheid (wederom) een verklaring van zuivere aanvaarding ondertekend. Een kopie daarvan heeft de notaris aan klager overhandigd.
3.2.8.
Na overleg met de zus heeft de notaris op 27 maart 2015 een verklaring van erfrecht opgesteld. De verklaring van erfrecht is (in viervoud) verzonden naar het adres van de zus.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft valsheid in geschrifte gepleegd bij het opstellen van de door klager op het kantoor van de notaris ondertekende onderhandse verklaring van zuivere aanvaarding van 19 maart 2015. Klager heeft dit klachtonderdeel als volgt toegelicht.
Klager heeft na ondertekening twee kopieën mogen ontvangen van de onderhandse verklaring van 19 maart 2015 (één van de notaris zelf en één van de zus). Deze kopieën zijn echter niet identiek aan elkaar. Het handschrift op het ene exemplaar onder de kopjes ‘plaats’ en ‘datum’ is niet gelijk aan het handschrift onder dezelfde kopjes op het andere exemplaar, aldus klager.
ii. De notaris heeft de door klager op het kantoor van de notaris ondertekende onderhandse verklaring van zuivere aanvaarding van 13 oktober 2011 verduisterd/ten onrechte achtergehouden.

5.Standpunt van de notaris

5.1.
De notaris heeft verweer gevoerd.
5.2.
Ten aanzien van klachtonderdeel i. heeft de notaris het volgende aangevoerd. Klager wenste na ondertekening van de onderhandse verklaring op 19 maart 2015 een kopie daarvan mee naar huis te nemen. De notaris heeft daarom, terwijl klager op kantoor was, de ondertekende verklaring gekopieerd. Bij overhandiging van de kopie aan klager ontdekte de notaris echter dat op de ondertekende verklaring de plaats en datum van ondertekening niet waren ingevuld. Vervolgens heeft de notaris in aanwezigheid van klager zowel op het origineel als op de kopie de plaats en datum van ondertekening ingevuld. Dat verklaart waarom zijn handschrift op het origineel en op de kopie in geringe mate van elkaar verschillen.
5.3.
De notaris heeft met betrekking tot klachtonderdeel ii. aangevoerd dat hij, nadat zijn medewerkster aan hem kenbaar had gemaakt dat zij tijdens het gesprek met klager op 13 oktober 2011 twijfelde of klager de gevolgen van de zuivere aanvaarding voldoende kon overzien, heeft besloten om de verklaring van klager in het dossier te bewaren. De notaris was op dat moment van mening dat de verklaring van erfrecht pas kon worden opgesteld als duidelijk was dat klager de gevolgen van de zuivere aanvaarding kon doorgronden en als er tussen de erfgenamen overeenstemming was over de benoeming van een gevolmachtigde. De zus heeft de notaris desgevraagd laten weten dat zij wilde dat alles even zou blijven rusten, waarna het opstellen van de verklaring van erfrecht op de lange baan is geschoven.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris voldoende duidelijk heeft gemaakt waardoor het verschil is ontstaan tussen de originele verklaring van zuivere aanvaarding d.d. 19 maart 2015 (waarvan klager later via zijn zus een kopie heeft gezien) en de kopie van de verklaring van zuivere aanvaarding die klager zelf op de dag van ondertekening van de notaris heeft ontvangen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
6.2.
Voor zover klager nog heeft willen betogen dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij de totstandkoming van de verklaring van zuivere aanvaarding van de broer, overweegt het hof dat voor klagers uitleg onvoldoende grond bestaat. De gang van zaken rond de opstelling en ondertekening van een onderhandse verklaring zoals die volgens klager door de ambassade per mail d.d. 12 september 2017 aan hem is medegedeeld, is niet in strijd met de gegevens zoals die uit het dossier blijken. Het hof gaat aan dit betoog van klager dan ook voorbij.
Klachtonderdeel ii.
6.3.
Het hof is met de kamer van oordeel dat het verwijt, inhoudende dat de notaris de verklaring van zuivere aanvaarding van 13 oktober 2011 heeft verduisterd, ongefundeerd is. Het hof neemt de gronden van de kamer hiertoe over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt hieraan nog toe dat het beter was geweest als de notaris klager in oktober 2011 had geïnformeerd dat hij – op verzoek van de zus – het opstellen van de verklaring van erfrecht vooralsnog liet rusten. Het hof acht dit nalaten door de notaris echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het voorgaande leidt ertoe dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.J.P.M. Haas, J.H. Lieber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017 door de rolraadsheer.