ECLI:NL:GHAMS:2017:4920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
200.214.564/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de betekening van een exploot en onbeschoft gedrag

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een exploot opzettelijk aan het verkeerde adres heeft gelaten, dat hij de envelop geopend heeft ontvangen en dat hij onbeschoft is behandeld door een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft de klacht deels gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de behandeling van de zaak op 12 oktober 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt toegelicht, terwijl de klager niet is verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij het exploot terecht in de centrale brievenbus van een ander huisnummer heeft gelaten, omdat er geen aparte brievenbus was voor het adres van de klager. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende heeft aangetoond dat hij op goede gronden heeft gehandeld.

Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet opzettelijk gehandeld en de onbeschoftheid is niet voldoende onderbouwd door de klager. De beslissing van de kamer kan niet in stand blijven, en het hof geeft een nieuwe beslissing waarin de klacht ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.214.564/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/601354 DW RK 16/24
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 november 2017
inzake
[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats]
appellant,
gemachtigde: mr. [naam],
tegen
[naam],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 24 april 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 maart 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:163). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) deels (op het onderdeel dat ziet op de betekening van het exploot op 4 januari 2016) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen. De kamer heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
Klager heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend, hoewel het hof hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2017. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 4 januari 2016 een proces-verbaal van beslaglegging d.d. 28 december 2015 betekend.
3.2.2.
In het exploot staat dat het exploot is gedaan en in een gesloten envelop is gelaten aan het adres van klager: [adres].

4.Standpunt van klager

Het verwijt dat klager de gerechtsdeurwaarder maakt bestaat uit de navolgende onderdelen.
1. De gerechtsdeurwaarder heeft het exploot met opzet gelaten aan het verkeerde adres, te weten [straatnaam] 5, in de brievenbus van de familie [naam] die twee huizen verderop woont, in plaats van aan het adres van klager: [straatnaam] 9.
2. Klager heeft de envelop geopend ontvangen.
3. Toen klager zich over de gang van zaken telefonisch wilde beklagen, is hij door een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder onbeschoft te woord gestaan.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel 1
6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij, gelet op de omstandigheden en de situatie ter plaatse, het exploot terecht heeft gelaten in de (centrale) brievenbus van huisnummer 5. Volgens de gerechtsdeurwaarder bestaat de [naam], een recreatielandgoed waar klager destijds woonde, uit één groot gebouw dat verdeeld is in verschillende appartementen. De gemeente heeft weliswaar aan deze appartementen een eigen huisnummer toegekend, maar feitelijk zijn er geen afzonderlijke adressen en ook geen afzonderlijke brievenbussen. Er is één centrale brievenbus, die zich bij het hoofdgebouw op huisnummer 5 bevindt. De bewoners van de andere huisnummers halen de post bij het hoofdgebouw op. De gerechtsdeurwaarder heeft ter onderbouwing hiervan een verklaring van de (mede)eigenaar en beheerder van het complex overgelegd.
Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij, na niemand te hebben aangetroffen en bij gebreke van een zelfstandige brievenbus bij huisnummer 9, het exploot in de centrale brievenbus van huisnummer 5 gelaten. Aangezien de gerechtsdeurwaarder derhalve niet heeft verkeerd in de feitelijke onmogelijkheid in de zin van artikel 47 lid 1 Rv om het exploot te laten, is hij van mening dat hij op goede gronden heeft gehandeld zoals hiervoor vermeld.
De gerechtsdeurwaarder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het bij nader inzien beter was geweest wanneer hij wel in het exploot had gerelateerd dat hij dat had gelaten in de centrale brievenbus op huisnummer 5.
6.2.
Het hof overweegt als volgt. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder het exploot opzettelijk aan het verkeerde adres heeft gelaten is niet aannemelijk geworden. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep meer duidelijkheid verschaft over de situatie ter plaatse en de feitelijke gang van zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft voldoende aangetoond dat hij het exploot, na niemand te hebben aangetroffen, bij gebreke van een afzonderlijke brievenbus bij huisnummer 9 heeft gelaten in de centrale brievenbus van nummer 5. De gerechtsdeurwaarder heeft zodoende het exploot op een juiste wijze uitgebracht. Dit klachtonderdeel is dan ook, anders dan de kamer heeft geoordeeld, ongegrond.
6.3.
Het hof merkt op dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte niet in het exploot heeft vermeld dat hij dat in de centrale brievenbus van nummer 5 heeft gelaten, zoals hij ook zelf heeft erkend. De gerechtsdeurwaarder is verplicht om de wijze van het verrichten van zijn ambtelijke handelingen op juiste wijze te relateren. Nu klager zich hierover niet heeft beklaagd, kan dit verder buiten beschouwing blijven.
Klachtonderdeel 2
6.4.
Anders dan de kamer acht het hof dit klachtonderdeel eveneens ongegrond. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij, zoals hij gewoon is om te doen, de envelop dichtgeplakt en heeft hij deze niet opengelaten of opengemaakt. Dat de envelop niet door de gerechtsdeurwaarder is gesloten is het hof niet gebleken. Het kan een gerechtsdeurwaarder die een exploot op de juiste wijze heeft gelaten, niet worden verweten wanneer de envelop kennelijk door derden wordt opengemaakt. Dat geldt in dit geval temeer, nu klager gebruikmaakte van een centrale brievenbus.
Klachtonderdeel 3
6.5.
Met de kamer is het hof van oordeel dat tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, aangezien de gerechtsdeurwaarder de onheuse bejegening uitdrukkelijk heeft ontkend en klager niet nader heeft onderbouwd waarin de onbeschofte wijze van het te woord staan heeft bestaan. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
6.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017 door de rolraadsheer.