In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 juni 2017. Het verzoekschrift was ingediend op 30 januari 2017 door de appellant, die verzocht om een vergoeding uit 's Rijks kas voor kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand in een klaagschriftprocedure. De rechtbank had de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat de vergoedingsregeling volgens de rechtbank niet van toepassing was op de beklagprocedure ex artikel 552a Sv. De advocaat-generaal was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld en het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv onder het begrip 'zaak' valt zoals bedoeld in artikel 591a Sv, en dat een verzoek om vergoeding kan worden gedaan indien de klaagschriftprocedure is geëindigd in een gegrondverklaring. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een vergoeding van € 578,00 toegekend aan de appellant, terwijl het overige verzochte is afgewezen. Het hof heeft ook overwogen dat indien de Raad voor Rechtsbijstand de toevoegingsvergoeding ten nadele van de appellant wijzigt, het in de rede ligt dat een herhaald verzoek ex artikel 591a Sv welwillend wordt beoordeeld.