ECLI:NL:GHAMS:2017:4881
Gerechtshof Amsterdam
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schadevergoeding rechtsbijstand ex artikel 591a Sv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 21 juli 2017 een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) had afgewezen. De appellante, geboren op 4 december 1971, had verzocht om een forfaitaire vergoeding uit 's Rijks kas voor kosten van rechtsbijstand die zij had gemaakt in verband met een eerder verzoek op de voet van artikel 89 Sv. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat zij oordeelde dat de appellante, ondanks haar vrijspraak, schuldig was aan het strafbare feit, wat in strijd is met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Het hof heeft op 24 november 2017 de zaak behandeld en de advocaat-generaal en de advocaat van de appellante gehoord. Het hof oordeelde dat de afwijzing van het verzoek ex artikel 89 Sv niet automatisch betekent dat ook het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand moet worden afgewezen. Het hof concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van de vergoeding, en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. Het hof kent aan de appellante een vergoeding toe van € 560,00, te betalen uit 's Rijks kas.