ECLI:NL:GHAMS:2017:4879

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
R 000988-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv

In deze zaak gaat het om een verzoekschrift tot schadevergoeding dat is ingediend door de appellant, die schadevergoeding vraagt van de Staat. Het verzoek betreft een bedrag van € 105,00 voor schade die de appellant stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in een strafzaak, en € 238,97 voor gederfde inkomsten. Het hoger beroep is ingesteld op 1 mei 2017, nadat op 25 april 2017 een volmacht aan de griffier was ingediend. De rechtbank had de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift te laat was ingediend, namelijk na sluitingstijd van de griffie op de laatste dag van de termijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, omdat de termijn voor het indienen van verzoekschriften eindigt op de negentigste dag na beëindiging van de zaak, om 24:00 uur. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en heeft de appellant een schadevergoeding van € 105,00 toegekend, terwijl het verzoek om vergoeding van gederfde inkomsten werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2017, en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000988-17 (89 Sv HB)
Proces-verbaal politie: PL1100-2015277253
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. R.I. Takens, [adres] .

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van a) € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld proces-verbaal van politie alsmede
b) € 238,97, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van gederfde inkomsten.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is -nadat op 25 april 2017 een daartoe strekkende volmacht aan de griffier is ingekomen- op 1 mei 2017 ingesteld namens verzoeker (hierna appellant).
Op 25 april 2017 heeft de advocaat een schriftuur inhoudende grieven ingediend.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 10 november 2017 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant noch diens advocaat is verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het vonnis in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
De rechtbank heeft appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift op de laatste dag van de daarvoor gestelde termijn om 18:06 uur, na sluitingstijd van de griffie, is ingekomen.
Het hof overweegt dat dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor het indienen van verzoekschriften als bedoeld in artikelen 89, 591 en 591a Sv de termijn eindigt op de negentigste dag na beëindiging van de zaak als bedoeld in artikel 90 lid 3 Sv en wel om 24:00 uur, zoals is aangevoerd in de appelschriftuur van de advocaat.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep gegrond.
Nu het hoger beroep gegrond wordt geoordeeld, zal het hof bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet had behoren te geschieden.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
Appellant is op 20 juni 2016 in verzekering gesteld. Op 21 juni 2016 is appellant in vrijheid gesteld.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de onder a verzochte vergoeding.
De onder b verzochte vergoeding wijst het hof af omdat het verzoek in zoverre onvoldoende is gestaafd.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent ten laste van de Staat aan appellant een vergoeding toe van € 105,00 (honderdvijf euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M.L.M. van der Voet en C.M. Degenaar, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 24 november 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 105,00 (honderdvijf euro), te betalen ten laste van de Staat aan appellant voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] t.n.v. [naam] .
Amsterdam, 24 november 2017.
Mr. R.D. Heffen, voorzitter.