ECLI:NL:GHAMS:2017:4859
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ouderlijk gezag en het perspectief van de minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige zoon, [minderjarige B]. De moeder, appellante, heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank aangevochten, waarbij haar gezag over [minderjarige B] was beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogdes was benoemd. Het hof heeft in zijn eerdere beschikking van 7 maart 2017 reeds het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, [minderjarige A], beëindigd. De zaak betreft de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige B], die in het verleden te maken heeft gehad met verwaarlozing en huiselijk geweld, wat heeft geleid tot gedragsproblemen en hechtingsproblematiek. De raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder gehandhaafd, stellende dat het perspectief van [minderjarige B] niet meer bij haar ligt.
Tijdens de zitting op 27 september 2017 is gebleken dat de moeder niet openstaat voor hulpverlening en dat er zorgen zijn over haar opvoedcapaciteiten. De GI heeft verklaard dat er in het verleden diverse hulpverleningstrajecten zijn voorgesteld, maar dat deze nooit zijn gerealiseerd. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige B] sinds zijn uithuisplaatsing in 2013 meerdere keren van opvoedingssituatie is gewisseld en dat zijn huidige plaatsing bij de GI niet de gewenste duidelijkheid biedt over zijn toekomstperspectief.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige B] thans niet in zijn belang is, gezien de onduidelijkheid over zijn opvoedings- en ontwikkelingsperspectief. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.