Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.UNICA ECOPOWER B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
primair(a) de concessieovereenkomst met terugwerkende kracht zal ontbinden en (b) Unica c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 300.000,-, vermeerderd met € 63.000,- aan btw, vermeerderd met de 12 maands Euribor rente vanaf 22 januari 2009;
subsidiair(a) de concessieovereenkomst zal ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming van Unica c.s. en (b) Unica c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 300.000,-, vermeerderd met € 63.000,- aan btw, vermeerderd met de 12 maands Euribor rente vanaf 22 januari 2009;
meer subsidiairUnica c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom zal veroordelen om binnen een jaar na het te wijzen arrest uitvoering te hebben gegeven aan het bepaalde in artikel 3.1 sub 2, 3 en 5 van de concessieovereenkomst alsmede om op eerste verzoek van gemeente Druten uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3.1 sub 4 van de concessieovereenkomst;
primair, subsidiair meer subsidiairUnica c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.635,76 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de kosten van de beslaglegging;
primair en subsidiairUnica c.s. zal veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met rente.
2.Feiten
Gemeente Druten verwacht de grond in max. 2 jaar te hebben verkocht. Gezien de verwachte
De gemeente betaalt bij opdracht en start van het project 300.000 Euro aan de exploitant UDV[Unica c.s. ; hof]
. Zodra 80% van de beoogde m2 BVO zijn uitgegeven en de levering van warmte en koude aan deze percelen mogelijk is (…) wordt dit volledige bedrag inclusief rente (EURIBOR) aan de gemeente terugbetaald. Terugbetaling zal plaatsvinden gelijktijdig met het transport van dat perceel waarbij aan deze voorwaarde (80% uitgegeven) is voldaan. De verwachting is dat dit al binnen 1 jaar zal plaatsvinden.”
“de Gemeente”en Unica c.s. als
“de Concessionaris”):
4.Verplichtingen Gemeente
heeft betaald”, waarop is geantwoord:
Er is geen voortgang te melden over de ontwikkeling van het bedrijventerrein ten opzichte van het vorige overleg d.d. 7 april 2011.
4.Karwei
7.Afspraken vervolg
geeft aan dat de gemeente UDV pas betrekt wanneer de verkoop van een kavel zo goed als rond is, dit om onnodige kosten te voorkomen.
geeft aan dat de UDV alvorens er wordt geïnvesteerd er eerst overleg plaatsvindt met de directie van UDV en de gemeente over de verwachtingen.”
3.Beoordeling
Grief II in principaal appelis gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Unica c.s. niet zijn tekortgeschoten.
“ [B] geeft aan dat de UDV alvorens er wordt geïnvesteerd er eerst overleg plaatsvindt met de directie van UDV en de gemeente over de verwachtingen”), heeft zij dit standpunt onvoldoende toegelicht. Voormeld citaat duidt veeleer erop dat Unica c.s. - zoals zij in deze procedure stellen en in het citaat valt te lezen - hebben gezegd dat, alvorens met de bouw zou worden begonnen, eerst overleg zou plaatsvinden. Een dergelijke mededeling houdt geen opschorting in. Dit geldt te minder daar gemeente Druten (zelf) stelt dat zij na voormelde mededeling direct ermee heeft ingestemd dat Unica c.s. niet tot de bouw van de WKO-installatie zouden overgaan: de mededeling is in de notulen ook onder het kopje “afspraken” weergegeven en zo heeft gemeente Druten deze blijkens haar eigen stellingen (4.6 memorie van grieven) ook beschouwd. Voor zover gemeente Druten Unica c.s. verwijt dat de tegenvallende verkoop van de kavels zou zijn veroorzaakt door het niet bouwen door Unica c.s. van de WKO-installatie, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd in het licht van haar eigen (herhaalde) stellingen dat de tegenvallende verkoop van bouwgrond, in het bijzonder van bouwgrond met een WKO-verplichting, in de eerste plaats voortvloeide uit de economische crisis sinds 2008 (zie bijvoorbeeld pagina 4 pleitnota). Voorts heeft gemeente Druten geen feiten of omstandigheden aangevoerd die Unica c.s. verplichtten de WKO-installatie te bouwen, ook in het geval geen kavels zouden worden verkocht en er dus geen afnemers van de installatie voorhanden zouden zijn.
grieven 1 en 2 in incidenteel appelzijn gericht tegen de verwerping door de rechtbank van deze grondslag.
grieven III, IV en V in principaal appelzijn gericht tegen dit oordeel.
Grief 3 in incidenteel appelis gericht tegen toewijzing door de rechtbank van deze vordering.
Grief VIII in principaal appelis gericht tegen de gedeeltelijke afwijzing van de vordering en
grief 4 in incidenteel appelis gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing van deze vordering.
Grief IX in principaal appelslaagt en
grief 4 in incidenteel appel, voor zover gericht tegen de proceskostenveroordeling, faalt.