Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Het vooronderzoek c.a.
4.De feiten
daat-)notarissen. Bij het onderzoek zijn verschillende vennootschappen van “het concern” [woningbouwvereniging] betrokken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) had een beroepschrift ingediend tegen de kandidaat-notaris, die betrokken was bij vastgoedtransacties van woningbouwvereniging [woningbouwvereniging]. Het BFT verwierp de kandidaat-notaris op basis van een ambtshalve bedenking van de plaatsvervangend voorzitter, die stelde dat de kandidaat-notaris tekort was geschoten in zijn onderzoeks- en waarschuwingsplicht en onvoldoende had voldaan aan zijn dossiervormingsverplichtingen. De kamer had deze bedenking echter ongegrond verklaard.
Het hof heeft de feiten en de procedure in de eerste aanleg in overweging genomen en vastgesteld dat de kandidaat-notaris in de jaren 2000-2012 verbonden was aan notariskantoor [notariskantoor]. Het BFT voerde een onderzoek uit naar de financiële onafhankelijkheid van het notariskantoor ten opzichte van [woningbouwvereniging] en de rol van de kandidaat-notaris bij verschillende vastgoedprojecten. Het hof concludeert dat de kandidaat-notaris, gezien de professionele context en de betrokkenheid van deskundige adviseurs, niet in strijd heeft gehandeld met de notariële zorgplicht. De kamer had de handelwijze van de kandidaat-notaris correct beoordeeld en het hof bevestigt deze beslissing.
De uitspraak benadrukt de context van de zorgplicht van notarissen, vooral wanneer zij werken met professionele partijen en deskundige adviseurs. Het hof oordeelt dat er geen gegronde bedenking is dat tuchtrechtelijke normen zijn overschreden, en bevestigt de beslissing van de kamer.