In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een golfclub, die toebehoorde aan een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 21 december 2016 in Amstelveen. De verdachte werd aangetroffen in de tuin van het slachtoffer, met de golfclub in zijn handen. De verdachte verklaarde zich door drugsgebruik niet te kunnen herinneren hoe hij in de tuin was gekomen.
Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte zich in een verwarde toestand bevond en dat de tuin omheind was. De verdachte had de golfclub uit een tas gepakt die in een schuur in de tuin stond. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte de golfclub in zijn handen had, er geen overtuiging bestond dat hij de intentie had om de golfclub wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte had mogelijk de golfclub gepakt om een opening in de omheining te forceren om de tuin te kunnen verlaten. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal.
Daarnaast heeft het openbaar ministerie vorderingen tot tenuitvoerlegging gedaan van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen, maar deze zijn afgewezen omdat de verdachte werd vrijgesproken van de diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van de beschuldiging.