ECLI:NL:GHAMS:2017:4798

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
23-003264-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van echtgenote

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote op 26 juni 2016 te IJmuiden. De tenlastelegging omvatte het trekken aan de haren van de echtgenote en het slaan en schoppen van haar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen en heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de mishandeling strafbaar was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar de advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 40 uren met een proeftijd van 2 jaren. De raadsman pleitte voor een mildere straf, gezien de impact op de verblijfsvergunning van de verdachte en de verbeterde relatie met de aangeefster. Het hof hield rekening met de ernst van de mishandeling, die plaatsvond in de eigen woning van de aangeefster, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde partij geen schadevergoeding meer wenste. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003264-16
datum uitspraak: 20 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-132543-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen zijn echtgenoot, [naam], heeft mishandeld door die [naam] aan haar haren te trekken en/of tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juni 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, zijn echtgenote, [naam], heeft mishandeld door die [naam] aan haar haren te trekken en tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, onvoorwaardelijke geldboete of taakstraf op te leggen omdat deze strafmodaliteiten, gelet op artikel 3.77, eerste lid, onder c van het Vreemdelingenbesluit, een beletsel vormen bij het toekennen van een verblijfsvergunning aan de verdachte. De verdachte heeft naar voren gebracht dat het incident een
eye-openervoor hem is geweest, dat de relatie tussen hem en de aangeefster is verbeterd en dat er twee kinderen in het spel zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tijdens een echtelijke ruzie zijn echtgenote mishandeld door haar tegen haar hoofd en armen te slaan en haar te schoppen als gevolg waarvan zij pijn en letsel heeft ondervonden. Aangeefster heeft zich zo onveilig gevoeld dat zij zonder hoofddoek uit haar woning de straat op is gevlucht. Het hof acht het gedrag van de verdachte zeer ernstig. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in de eigen woning van de aangeefster door haar eigen echtgenoot, terwijl juist die plek en deze persoon garant zouden moeten staan voor haar veiligheid.
Anderzijds houdt het hof rekening met de door de raadsman en de verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheid van de verdachte dat een onvoorwaardelijke straf zou kunnen meebrengen dat de verdachte geen verblijfstitel zou kunnen krijgen, hetgeen het hof gelet op de gezinssituatie onwenselijk acht.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in haar geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, en de vordering verlaagd tot 0 euro.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt afgewezen.
Uit het bij het hof op 16 maart 2017 ingekomen wensenformulier van de benadeelde partij leidt het hof af dat de benadeelde partij niet langer prijs stelt op schadevergoeding van de verdachte. Om die reden is het hof van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.M. Degenaar, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 oktober 2017.
mr. C.M. Degenaar en mr. A.E. Kleene-Krom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.