In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote op 26 juni 2016 te IJmuiden. De tenlastelegging omvatte het trekken aan de haren van de echtgenote en het slaan en schoppen van haar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen en heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de mishandeling strafbaar was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar de advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 40 uren met een proeftijd van 2 jaren. De raadsman pleitte voor een mildere straf, gezien de impact op de verblijfsvergunning van de verdachte en de verbeterde relatie met de aangeefster. Het hof hield rekening met de ernst van de mishandeling, die plaatsvond in de eigen woning van de aangeefster, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde partij geen schadevergoeding meer wenste. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.