ECLI:NL:GHAMS:2017:4765

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
23-000092-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke geldboete voor diefstal met gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van twee blikjes drank en een avocado, gepleegd op 20 oktober 2016 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, maar het hof heeft besloten om een voorwaardelijke geldboete op te leggen, rekening houdend met de positieve veranderingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zijn alcoholgebruik onder controle gekregen en woont weer begeleid in een woonvoorziening. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen beoordeeld en besloten dat de verdachte in staat is om de voorwaardelijke taakstraf uit te voeren. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000092-17
datum uitspraak: 7 november 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 januari 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-213939-16, 09-132589-16 (TUL) en 09-048193-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes drank en een avocado, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 09-048193-16.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 20 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes drank en een avocado, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast materiële schade ook overlast veroorzaakt voor de winkelier en het winkelend publiek. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 30 oktober 2017 blijkt dat de verdachte eerder ter zake van diefstal is veroordeeld en dat hem ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog twee – eerder voorwaardelijk opgelegde – straffen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een taakstraf voor de duur van 40 uren, boven het hoofd hingen. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen. Dit weegt in zijn nadeel.
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat het delictgedrag van de verdachte deels samenhangt met het feit dat hij zijn begeleide woonvoorziening (bij [naam 1]) was kwijtgeraakt als gevolg van zijn overmatige alcoholgebruik. Hierin zag de politierechter aanleiding om de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten. De verdachte woont inmiddels weer begeleid in De Baars te Den Haag. Door de raadsman is aangevoerd dat een eventuele detentie nadelige consequenties zou kunnen hebben voor deze begeleide woonvoorziening.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het nu relatief goed met hem gaat en dat hij, op eigen initiatief, is gestopt met het consumeren van alcohol. De reclassering heeft goed zicht gekregen op zijn reilen en zeilen. Hij komt zijn afspraken na en werkt mee met de alcoholcontroles.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [naam 2], sociaal-psychologisch medewerker bij De Baars, verklaard dat de verdachte behoorlijk is vooruitgegaan sinds hij in De Baars woont. Hij stelt zich begeleidbaar en meewerkend op en komt zijn afspraken goed na. Uit alcoholcontroles is gebleken dat hij geen alcohol meer gebruikt behoudens twee keer een kortstondige terugval. Een eventuele detentie kan van invloed zijn op zijn begeleide woonvoorziening bij De Baars.
Het hof acht, gelet op de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een voorwaardelijke geldboete, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (09-132589-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op deze vordering tot tenuitvoerlegging reeds onherroepelijk door het gerechtshof Den Haag op 22 februari 2017 is beslist, met dien verstande dat een taakstraf voor de duur van 28 uren is gelast. Om die reden zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging (09-048193-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 september 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen, zoals door de raadsman verzocht. De verdachte wordt in staat geacht om passende werkzaamheden uit te voeren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 20 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2016, parketnummer 09-132589-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 september 2016, parketnummer 09-048193-16, te weten van een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. G. Oldekamp en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 november 2017.