ECLI:NL:GHAMS:2017:4764

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
23-002588-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal na onderzoek naar de omstandigheden van de verdachte en de eigenaar van de metalen voorwerpen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een hoeveelheid oud ijzer, specifiek zwembadonderdelen, die toebehoorden aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. Tijdens de zitting op 7 november 2017 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die de bewezenverklaring van de diefstal eiste.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het door de verdachte geschetste scenario, waarin hij stelde dat hij de metalen voorwerpen voor een door hem betaald bedrag mocht meenemen, kon niet worden uitgesloten. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de voorwerpen. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had geëist. Deze vordering was niet-ontvankelijk verklaard door de politierechter. In hoger beroep heeft de benadeelde partij opnieuw een vordering ingediend, maar het hof verklaarde deze ook niet-ontvankelijk, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de diefstal. Het hof heeft beslist dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002588-16
datum uitspraak: 21 november 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-045846-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: Kopermolen 1, 1703 NZ Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 17 december 2015 te Assendelft, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid oud ijzer (te weten zwembadonderdelen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Overweging vrijspraak

Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de inhoud van het dossier is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld wat precies tussen de verdachte en de eigenaar van het manegeterrein, vanwaar de metalen voorwerpen door de verdachte zijn meegenomen, is afgesproken. Het door de verdachte geschetste scenario, namelijk dat hij de stapel roestvrijstalen voorwerpen voor het door hem betaalde geldbedrag mocht meenemen, kan, gelet op de inhoud van het dossier, niet worden uitgesloten.
Bij vorenstaande stand van zaken, heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de door hem meegenomen voorwerpen. Dientengevolge is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 26.627,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor
€ 7.500,00.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. G. Oldekamp en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2017.
[...]