ECLI:NL:GHAMS:2017:4764
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal na onderzoek naar de omstandigheden van de verdachte en de eigenaar van de metalen voorwerpen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een hoeveelheid oud ijzer, specifiek zwembadonderdelen, die toebehoorden aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. Tijdens de zitting op 7 november 2017 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die de bewezenverklaring van de diefstal eiste.
Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het door de verdachte geschetste scenario, waarin hij stelde dat hij de metalen voorwerpen voor een door hem betaald bedrag mocht meenemen, kon niet worden uitgesloten. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de voorwerpen. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had geëist. Deze vordering was niet-ontvankelijk verklaard door de politierechter. In hoger beroep heeft de benadeelde partij opnieuw een vordering ingediend, maar het hof verklaarde deze ook niet-ontvankelijk, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de diefstal. Het hof heeft beslist dat beide partijen hun eigen kosten dragen.