ECLI:NL:GHAMS:2017:4746

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
23-004544-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van diefstal van een buitenboordmotor

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor diefstal en heling van een buitenboordmotor. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de verwerving en het voorhanden hebben van de motor, terwijl deze vermoedelijk van misdrijf afkomstig was. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 16 oktober 2017, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door de gemachtigde raadsman. De verdachte werd op 29 augustus 2015 op een snorfiets aangetroffen met de buitenboordmotor, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de motor van misdrijf afkomstig was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004544-15
datum uitspraak: 30 oktober 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-176045-15 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (buitenboord)motor heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (buitenboord)motor wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (buitenboord)motor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zesendertig uren, subsidiair achttien dagen hechtenis.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd.
Uit het dossier volgt – kort samengevat – het volgende. Twee opsporingsambtenaren hebben op 29 augustus 2015 rond 6.53 uur twee mannen op de Prins Hendrikkade te Amsterdam op een snorfiets zien rijden, met een buitenboordmotor van een boot op de treeplank. De verdachte zat als passagier op deze snorfiets, die werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte]. Deze opsporingsambtenaren zijn de verdachten gaan volgen. De verdachten leken daarna, op de snorfiets, voor verbalisanten te vluchten. Nadat de verdachten even uit het zicht van de verbalisanten waren geweest zagen de verbalisanten dat de motor, die zij eerder op de treeplank hadden zien liggen, daar niet meer lag en oordeelden zij dat de verdachten de buitenboordmotor kennelijk hadden ‘gedumpt’. Bij zijn aanhouding had de verdachte zwarte vegen op zijn handen. De verdachte heeft verklaard dat hij te veel gedronken had, dat hij medeverdachte [medeverdachte] tegenkwam en hem een lift heeft aangeboden op zijn, verdachtes, scooter en dat hij geen buitenboordmotor heeft gezien. Aangever heeft zijn boot met de buitenboordmotor op 28 augustus 2015 te 21.30 uur in goede orde aangelegd en achtergelaten op de Oudezijds Voorburgwal te Amsterdam.
Naar het oordeel van het hof biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de buitenboordmotor wist of moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De verdachte moet daarom van de primair ten laste gelegde (opzet- dan wel schuld)heling worden vrijgesproken.
Gelet op het tijdsverloop van ruim negen uren tussen het achterlaten van zijn boot met buitenboordmotor door aangever op 28 augustus 2015 en het signaleren van de verdachte en de medeverdachte met die motor op 29 augustus 2015 rond 6.53 uur, kan voorts niet worden geconcludeerd dat er zo weinig tijd tussen de diefstal van- en het aantreffen van de verdachten met de motor zit dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en/of de medeverdachte betrokken was/waren bij het wegnemen daarvan. De verdachte moet daarom ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde diefstal (in vereniging).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 398,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. W. F. Groos en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2017.