In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het medeplegen van handel in harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne, gedurende een periode van vier en een halve maand in 2011 in IJmuiden en Haarlem. De verdachte speelde een actieve rol binnen de groep, waarbij hij andere leden aanstuurde, voorzag in handelsvoorraad en meedeelde in de winst. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens zijn een scooter en een motorfiets verbeurd verklaard. De zaak kwam aan het licht door observaties en telecommunicatie-onderzoek, wat leidde tot de aanhouding van de verdachte en medeverdachten op 8 november 2011. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het medeplegen van de drugshandel, waarbij de samenwerking tussen de verdachten intensief was. De rol van de verdachte werd als significant beschouwd, vooral gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft de gevangenisstraf verlaagd vanwege de lange duur van de procedure.