ECLI:NL:GHAMS:2017:4654

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
23-002112-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake straatroven en openlijk geweld te Amstelveen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2017. De verdachte, geboren in Marokko in 1998, was aangeklaagd voor meerdere straatroven en openlijk geweld gepleegd op 19 en 30 december 2015 te Amstelveen. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van goederen van slachtoffers, waaronder een vest met een telefoon en een jas, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 26 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal zijn vordering gepresenteerd, en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. Het hof heeft de verklaringen van medeverdachten en slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld en diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en 75 dagen jeugddetentie, met een voorwaardelijke jeugddetentie van twee jaren. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002112-17
datum uitspraak: 9 november 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-680056-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, nabij bushalte de Uitvlugt, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet (merk Ralph Lauren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tegen de benen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of vervolgens (toen voornoemde [slachtoffer 1] weer was opgestaan) hem een of meerdere keren in/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of
hij op of omstreeks 19 december 2015, te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, nabij bushalte de Uitvlugt, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen tegen de benen, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of uit het slaan en/of stompen in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vest (met daarin een telefoon, merk Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "Doe je vest uit! Anders ga ik je steken.", althans woorden van die aard en/of strekking en/of vervolgens dat vest (met kracht) van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken en/of gerukt terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een mes vast hield(en); (Artikel 312 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht) en/of hij op of omstreeks 19 december 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, op of aan een openbare weg, De Uitvlugt, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere schoenen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "Doe je schoenen uit. Wil je soms gestoken worden?", althans woorden van die aard en/of strekking terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben vastgehouden en/of heeft/hebben getoond;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas (merk Northface, met daarin onder andere een rode JBL speaker), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de jas van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden ter hoogte van de keel en/of die jas heeft/hebben opengeritst en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Als je mij je jas niet geeft sla ik je.", altans woorden van die aard en/of strekking en/of vervolgens die jas van de schouders van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gehaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken nu het in deze zaak ontbreekt aan voldoende overtuigend en betrouwbaar bewijs. De door de medeverdachten afgelegde verklaringen zijn onbetrouwbaar, mede gelet op het feit dat deze verklaringen strijdig met elkaar zijn. Bovendien hadden de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het moment dat zij hun verklaringen aflegden bij de rechter-commissaris het dossier al kunnen inzien, zodat zij hun verklaring daarop konden afstemmen. De verdachte heeft naar voren gebracht dat hij ruzie had met de medeverdachten op het moment dat zij hun verklaringen hebben afgelegd en dat hun verklaringen niet kloppen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen die de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris hebben afgelegd voldoende betrouwbaar zijn voor het bewijs. Dit geldt ook voor de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] bij de politie, wiens verklaring op belangrijke punten steun vindt in de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris. Vorenbedoelde verklaring komt daarnaast in de kern overeen met de verklaringen die de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de politie hebben afgelegd. Voorts vindt hetgeen de medeverdachten hebben verklaard bevestiging in de bij de verdachte in zijn slaapkamer aangetroffen goederen, zoals opgenomen in de processen-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 93 en 134). De verdachte heeft zijn stelling dat de medeverdachten hem ten onrechte wilden belasten omdat zij ruzie met hem hadden, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, nu hij zelfs niet heeft willen verklaren over de aard van de ruzie en het moment waarop die ruzie zou hebben plaatsgevonden. Het hof ziet in het dossier geen aanwijzingen voor een samenzwering tegen de verdachte. Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaringen van de medeverdachten voldoende betrouwbaar voor het bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
op 19 december 2015, te Amstelveen, nabij bushalte de Uitvlugt, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het trappen tegen de benen van voornoemde [slachtoffer 1] en het slaan en stompen tegen het gezicht en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1].
2.
op 19 december 2015 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vest, met daarin een telefoon, merk BlackBerry, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft geroepen: “Doe je vest uit! Anders ga ik je steken.” en vervolgens dat vest met kracht van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft getrokken.
3.
op 30 december 2015 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, merk Northface, met daarin onder andere een rode JBL speaker, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, de jas van voornoemde [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en vastgehouden ter hoogte van de keel en die jas heeft opengeritst en daarbij heeft gezegd: “Als je mij je jas niet geeft sla ik je.” en vervolgens die jas van de schouders van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gehaald.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1. De verklaring vande verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2015 was ik aanwezig bij de vechtpartij die heeft plaatsgevonden vlakbij de metrohalte Poortwachter in Amstelveen. Ik was samen [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].

2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-1 van 20 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (doorgenummerde pagina’s 7-12).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 19 december 2015 was ik samen met [slachtoffer 2] en [naam 2] in de metro. Wij zijn uit de metro gestapt bij de metrohalte Poortwachter in Amstelveen. Ik zag dat andere jongens ook uit de metro stapten. Ik hoorde dat een van de jongens tegen mij zei dat ik ruzie met iemand zou hebben en dat ik even mee moest lopen. Ik ben met hem meegelopen. Ik voelde dat ik door de jongen met kracht naar de grond werd getrokken. Eenmaal op de grond ben ik direct weer opgestaan. Ik zag dat de andere jongens ook op mij afkwamen en er ontstond een vechtpartij. Hierbij heb ik verschillende klappen met kracht tegen mijn gezicht en lichaam gehad. Ik voelde ook pijn aan mijn gezicht en lichaam.

3. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-2 van 20 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pagina’s 1-6).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 19 december 2015 kwam ik, samen met [slachtoffer 1] en [naam 2], aan bij tramhalte Poortwachter te Amstelveen. Toen wij bij de bushalte, gelegen aan De Uitvlugt te Amstelveen, stonden kwamen er jongens naar ons toegelopen. Op een gegeven moment zei NN2 (het hof begrijpt uit de context van het dossier: [medeverdachte 2]) tegen [slachtoffer 1]: “Kom even mee, ik wil met je praten.” Er ontstond een discussie tussen NN2 en [slachtoffer 1]. Daarna zag ik dat NN2 [slachtoffer 1] een lowkick gaf op zijn onderbeen. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel door deze trap. Ik zag dat [slachtoffer 1] snel wist op te staan. Toen [slachtoffer 1] stond kreeg hij direct een klap met een gebalde vuist van NN2. Toen [slachtoffer 1] terug sloeg zijn de overige jongens NN2 te hulp geschoten. Ik zag dat [slachtoffer 1] van alle personen vuistslagen heeft gehad. Ik zag dat er vuisten op het gezicht van [slachtoffer 1] terecht kwamen. Ik zag ook dat [slachtoffer 1] op zijn romp werd geslagen. Ik kan vertellen dat alle jongens flink hebben uitgehaald. Ik zag dat zij hun vuisten balden en deze boven hun schouder brachten. Ik zag dat deze vuisten met kracht richting het lichaam van [slachtoffer 1] werden gestoot.
Ik ben richting de groep gelopen en hoorde NN3 (het hof begrijpt. gelet op de inhoud van bewijsmiddel 3: de verdachte) tegen mij roepen: “Doe je vest uit! Anders ga ik je steken.” NN3 heeft daarop de rits van mijn vest opengetrokken/geritst en het vest met kracht van mijn lichaam afgetrokken. In de linker zak van mijn vest zat mijn BlackBerry telefoon. NN3 heeft mijn jas (het hof verstaat, gezien de bijlage goederen: vest) en mijn telefoon gestolen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen:
Object: Communicatieap (Telefoon)
Merk/type: Blackberry Torch
Kleur: Zwart
Object: Kleding (Trui)
Merk/type: Nike
Bijzonderheden: Vest legerprint grijs van kleur

4. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-7 van 28 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] (doorgenummerde pagina’s 14-16).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 5], zakelijk weergegeven:
Ik wil aanvullende informatie verstrekken over de aangifte van mijn zoon [slachtoffer 2] (het hof begrijpt hier en telkens: [slachtoffer 2]). Hij is slachtoffer geworden van een straatroof op 19 december 2015. Mijn zoon [slachtoffer 2] heeft mij twee jongens op zijn telefoon laten zien die hij gevonden had via Instagram. Hij vertelde mij dat hij de jongens voor 100% herkent als zijnde de verdachten die hem beroofd hebben, Een van de jongens zou [medeverdachte 2] heten en hij was in de aangifte genoemd als NN2. Een andere jongen die [slachtoffer 2] gevonden had zou [verdachte] heten (het hof begrijpt: de verdachte) en hij wordt NN3 genoemd in de aangifte. Mijn zoon herkende zijn eigen vest dat weggenomen was bij de straatroof. [verdachte] had het vest aan.

5. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-3 van 20 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6] (doorgenummerde pagina’s 22-24).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 2]:
Op 19 december 2015 stapten [slachtoffer 1] (het hof begrijpt hier en telkens: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (het hof begrijpt hier en telkens: [slachtoffer 2]) en ik uit bij halte Poortwachter. Ik zag ook een groep jongens uitstappen. Ik zag dat een jongen een van zijn benen naar achteren bewoog en hierop dit been met kracht naar voren bewoog in de richting van de benen van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd geraakt tegen zijn benen. Hij werd onderuit getrapt en viel op de grond. De jongens gingen om [slachtoffer 1] heen staan en begonnen met hun vuisten te slaan. Ik hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen van de pijn. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd vastgepakt. Een andere jongen zei: “trek je vest uit!”. Ik zag dat de andere jongen het vest open ritste en uittrok. Dit vest was een Nike vest met groene camouflage print. De mobiele telefoon van [slachtoffer 2] zat in het weggenomen vest.

6. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-66 van 24 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 4] en [naam 7] (doorgenummerde pagina’s 260-264).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 3]:
A: Er is een vest meegenomen door [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte). Een Nike vest. Dat ging niet aardig maar onder bedreiging. Hij zei op dreigende toon: “Doe je vest uit, doe vest uit”.
V: Wat heeft [verdachte] met het vest gedaan?
A: Hij heeft hem gehouden. [verdachte] had het vest aangetrokken. Hij maakte de zakken van het vest open. Er zat een telefoon in de zakken. Het was een zwarte BlackBerry.
(…)
V: Jullie zijn uitgestapt bij de halte Poortwachter. (…) Wat gebeurde er toen?
A: Ik zag dat [medeverdachte 2] de jongen een veeg gaf. [medeverdachte 2] sleepte zijn voet tegen de jongen zijn voet waardoor hij viel. Ik zag dat [medeverdachte 2] de jongen daarna een stoot met zijn vuist in zijn gezicht gaf.
V: Wat gebeurde er na de klap?
A: [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] hadden de jongen geslagen.

7. De verklaring, afgelegd door Recep [medeverdachte 1] op 18 februari 2016 tijdens het verhoor als verdachte bij de rechter-commissaris.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was in december 2015 op het station de Poortwachter in Amstelveen. met [medeverdachte 2], [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte) [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. [verdachte] had het weggenomen vest bij zich.

8. De verklaring, afgelegd door [medeverdachte 2] op 18 februari 2016 tijdens het verhoor als verdachte bij de rechter-commissaris.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2015 was ik met [verdachte], [medeverdachte 1] en twee vrienden bij metrostation de Poortwachter in Amstelveen. Wij gingen allemaal om die jongen heen staan. Daarna werd het vest afgepakt van een vriend van die jongen. [verdachte] deed dat. In dat vest bleek later een zwarte Blackberry te zitten.

9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-34 van 15 februari 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8] (doorgenummerde pagina 134).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2016 heb ik verbalisant [naam 8] de woning gelegen aan het [adres] huis te Amsterdam betreden. Ik betrad de woning waarna in de woning de verdachte is aangehouden. In de woning zijn een aantal goederen in beslag genomen. In de slaapkamer van verdachte [verdachte]:
- Nike vest/jas met legerprint.
In de woonkamer:
- BlackBerry telefoon.

10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-9 van 9 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7] (doorgenummerde pagina’s 58-59).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, vroeg aan [naam 5] of zij het IMEI nummer heeft van de zwarte BlackBerry Torch, welke tijdens de straatroof is meegenomen van aangever [slachtoffer 2]. Ik, verbalisant, hoorde haar zeggen: “Ik heb het IMEI nummer voor u, dat is [nummer 1].

11. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-20 van 15 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9] (doorgenummerde pagina 136).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2016 werd een BlackBerry in beslaggenomen. Het goed was tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte [verdachte] aangetroffen. Gebleken was dat de weggenomen BlackBerry het IMEI nummer [nummer 1] had. Ik heb het IMEI-nummer van de inbeslaggenomen BlackBerry opgevraagd middels het intoetsen van de code. Ik zag dat er op het scherm van de BlackBerry het volgende IMEI-nummer verscheen: [nummer 1]. Ik verbalisant zag dat de IMEI-nummers overeen kwamen. Hiermee is vastgesteld dat de in beslag genomen mobiele telefoon de weggenomen mobiele telefoon betreft.

12. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-75 van 9 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 10] (doorgenummerde pagina 287).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op maandag 15 februari 2016 is er bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] een tweetal goederen aangetroffen, te weten een telefoon (BlackBerry) en een vest (Nike, kleur camouflage). Op donderdag 3 maart is aangever [slachtoffer 2] uitgenodigd om de goederen te bekijken. Vervolgens heb ik het vest aan [slachtoffer 2] laten zien en hoorde hem zeggen: ‘Ja, dat is mijn vest.’ Ik, verbalisant, zag dat [slachtoffer 2] een jogging broek droeg met dezelfde print als het vest. Ook kon [slachtoffer 2] mij een aankoopbewijs tonen van het vest.
Tevens heb ik de telefoon aan [slachtoffer 2] laten zien welke hij herkende als zijn telefoon. [slachtoffer 2] vertelde dat het achterklepje van zijn telefoon niet goed meer sloot. Ik, verbalisant, zag dat het klepje van de batterij inderdaad niet goed dicht ging.
Ten aanzien van feit 3:

13. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015291200-1 van 30 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 11] (doorgenummerde pagina’s 25-26).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Op 30 december 2015 stond ik op de bus te wachten bij halte Poortwachter te Amstelveen. Er kwamen twee jongens naar mij toe. Vervolgens pakte een van de jongens mijn jas vast bij mijn keel met zijn rechterhand en met zijn linkerhand ritste hij mijn jas open. Ik zei “blijf van mij af”. Hij reageerde “als je mij je jas niet geeft, sla ik je”. Toen de jas open was, haalde de jongen hem van mijn schouders af. Ik zag dat de jongen in mijn jaszakken voelde. Het was een North Face jas, kleur groen, maat M. In mijn jas zat ook een rode JBL speaker, charge 2 plus.

14. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015283226-67 van 24 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 7] en [naam 4] (doorgenummerde pagina’s 248-252).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 4], zakelijk weergegeven:
V: Waar was je op 30 december 2015?
A: Ik was met [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: de verdachte) in Amstelveen. [verdachte] had de jas van die jongen meegenomen. De rode box-set zat in de jas van die jongen die [verdachte] heeft meegenomen.

15. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-34 van 15 februari 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8] (doorgenummerde pagina 134).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2016 heb ik verbalisant [naam 8] de woning gelegen aan het [adres] huis te Amsterdam betreden. Ik betrad de woning waarna in de woning de verdachte is aangehouden. In de woning zijn een aantal goederen in beslag genomen. In de slaapkamer van verdachte [verdachte]:
- rode speaker
- North Face jas

16. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015283226-50 van 21 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 10] (doorgenummerde pag. 289).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op maandag 15 februari 2016 ben ik, verbalisant, aanwezig geweest bij een doorzoeking op het adres waar [verdachte] woonachtig is. Op zaterdag 20 februari 2016 heb ik contact gehad met de vader van de aangever [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3]). De vader gaf aan een aankoopbewijs te hebben van de goederen welke waren weggenomen bij de straatroof. Ik zag dat de aangever mij een aankoopbewijs stuurde van het bedrijf [bedrijf 1]. Ik zag dat er diverse artikelen op de factuur stonden waaronder een jas met het artikelnummer [nummer 2] en de omschrijving ‘Resolve Insulated The North Face regenjack Black inc M’. Tevens zag ik dat de aangever een aankoopbevestiging mee had gestuurd met daarop hetzelfde artikelnummer maar met de kleur groen. Hierop heb ik het artikelnummer opgezocht op de website van [bedrijf 1] en zag één artikel werd gevonden en zag dat dit een groen regenjack betrof van het merk The North Face. Ik zag dat de jas die aangetroffen en in beslag is genomen bij verdachte [verdachte] sterk gelijkend was op de regenjas die getoond wordt op de website van [bedrijf 1]. Ik zag namelijk dat de jassen beide groen van kleur waren en dat op de rechterborst een logo stond van ‘The North Face’ in de kleur geel. Tevens zag ik dat er op de linker mouw een tekst stond in de kleur geel die ook overeen kwam. Ik zag dat beide jassen waren voorzien van een capuchon.
Ik, verbalisant, zag dat aangever mij een kopie aankoopbewijs stuurde van het bedrijf [bedrijf 2]. Ik zag dat er één artikel op deze factuur stond met artikelnummer [nummer 3]. Ik ben hierop naar de website van [bedrijf 2] gegaan en heb het voornoemde artikelnummer ingevoerd in de zoekbalk. Ik zag dat er een artikel werd getoond en zag dat dit een JBL Charge 2 Plus Rood betrof. Ik zag tevens een foto van dit artikel die volledig voldeed aan de speaker die ik heb aangetroffen bij de verdachte [verdachte].
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

Vonnis van de kinderrechter en standpunten van de procesdeelnemers
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte dagen met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in het geval van een veroordeling, aan de verdachte een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden wordt opgelegd, aangezien het opleggen van bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk is, nu er weinig zorgsignalen zijn rondom de verdachte en het ouderlijk gezin.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarbij is zonder enige aanleiding een vijftienjarige jongen geschopt en geslagen. Het slachtoffer was net uit de metro gestapt op weg van zijn werk naar zijn huis toen hij werd aangevallen. Het slachtoffer heeft nog een week lang last gehad van het fysieke letsel. Door het voorval durfde het slachtoffer niet meer met de metro naar zijn werk te gaan. Hij is hierdoor uiteindelijk met zijn bijbaan gestopt. Hij heeft een periode lang slecht geslapen en kampte met gevoelens van onveiligheid, angst, boosheid en onmacht. Ook had hij moeite om zich te concentreren op school.
Vlak daarna heeft de verdachte zich op hetzelfde metrostation schuldig gemaakt aan een straatroof van een net 16 jarige jongen, die samen met eerder genoemd slachtoffer van zijn werk op weg naar huis was. Nog diezelfde maand heeft de verdachte een toen veertien jaar oude jongen bedreigd met geweld en zijn spullen afgepakt. Ook op hem was de impact heel groot, getuige zijn verklaring over het voorval. De verdachte heeft zich aldus in korte tijd schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en twee straatroven. De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn impulsen en eigen financieel gewin zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Daar komt nog bij dat dit soort delicten zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 oktober 2017 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende de verdachte van 24 februari 2017, van drs. [naam 12], Gz- psycholoog.
Hierin wordt gesteld dat vanwege de ontkenning van iedere betrokkenheid door de verdachte er geen uitspraak gedaan kan worden in hoeverre de aanwezig geachte gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van invloed is geweest op zijn functioneren en indien bewezen, ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Het wordt aannemelijk geacht dat zijn zwakke cognitieve vermogens, zijn egocentrische grondhouding en het gebrek aan slachtoffer empathie, de kans op recidive in algemene zin zal vergroten. Behandeling wordt naast externe begeleiding nodig geacht. De begeleiding is zeer belangrijk omdat daarmee de verdachte externe sturing en ondersteuning krijgt aangeboden vooral voor school, stagewerkzaamheden en vriendenkring. De gedachten gaan uit naar ambulante praktische ondersteuning van Cura XL of Indaad. Behandeling, anders dan begeleiding, lijkt zeer weinig kans van slagen te hebben vanwege het totale gebrek aan motivatie bij de verdachte.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 mei 2017 en van hetgeen daaromtrent op de terechtzitting in hoger beroep door de verdachte naar voren is gebracht.
De Raad heeft geadviseerd dat aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de William Schrikker Groep en heeft dit advies ter terechtzitting in hoger beroep gehandhaafd.
Het hof overweegt allereest dat vanwege de ernst van de feiten een hogere werkstraf dan is opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden is. Bij deze strafbepaling heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare zaken voor openlijk geweld en voor straatroven worden opgelegd, welke straf ook zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-afspraken jeugd. Daarbij heeft het hof de strafverhogende omstandigheden die daarbij van toepassing zijn, in het bijzonder de kwetsbaarheid van de (jonge) slachtoffers, meegewogen. Daarnaast weegt het hof mee dat de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Al deze omstandigheden maken dat verdachte doordrongen dient te worden van de ernst van zijn daden, hetgeen tot nu toe kennelijk niet het geval is geweest.
Anders dan de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming, maar met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof, in navolging van de rechtbank, van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden aan de verdachte, in de vorm van begeleiding door een instantie als Cura XL of Indaad, geen meerwaarde heeft. De verdachte heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan hulpverlening en hieraan niet mee te zullen werken. Het opleggen van bijzondere voorwaarden aan deze verdachte lijkt onder die omstandigheden gedoemd te mislukken. Naar eigen zeggen gaat het goed met de verdachte en besteedt hij zijn tijd aan zijn opleiding en aan zijn bijbaan. Er is het hof thans niet gebleken van zorgelijke omstandigheden die begeleiding in een gedwongen kader noodzakelijk maken.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. De keuze om naast de onvoorwaardelijke werkstraf een vrijheidsstraf in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen is ingegeven door het aantal en de ernst van de feiten en de blijkens het psychologisch onderzoek aanwezige kans op recidive. Deze voorwaardelijke vrijheidsstraf dient als waarschuwing voor de verdachte om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 798,95 bestaande uit € 298,95 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 360,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Voor de gevorderde schade betreffende de pet (€ 49,-) is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor die schade in de vordering niet worden ontvangen.
Voor het overige – de schade betreffende de telefoon en de immateriële schade – heeft de benadeelde partij gemotiveerd gesteld dat hij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft. Nu de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij door de verdediging onvoldoende gemotiveerd zijn betwist zal de vordering worden toegewezen.
De verdachte is, samen met zijn mededaders, tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 749,95 (zevenhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 249,95 (tweehonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 749,95 (zevenhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 249,95 (tweehonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.G. Hijink, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2017.
Mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[........]
.