beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.218.367/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 oktober 2017
[A] ,
wonende te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. dr. G.T.J. Hoffen
mr. J.M. van Emst, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FTB MULTIDISCIPLINAIR GEZONDHEIDSCENTRUM B.V.,
gevestigd te Baarn,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. dr. D.J.B. Bosscher, kantoorhoudende te Haarlem,
[B] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. M.N. Mense,kantoorhoudende te Haarlem.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen en belanghebbenden (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoekster met [A] ;
- verweerster met FTB;
- belanghebbende met [B] .
1.2 [A] heeft bij op 29 juni 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer – zakelijk weergegeven – verzocht, bij beschikking,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van FTB over de periode vanaf 22 december 2014 tot en met de datum van deze beschikking;
ij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding:
i. [B] te schorsen als bestuurder van FTB;
ii. een onafhankelijke derde te benoemen als zelfstandig bevoegd bestuurder van FTB;
iii. het stemrecht verbonden aan de aandelen gehouden door [B] te schorsen, althans op een deel van die aandelen;
iv. zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geraden acht;
met veroordeling van FTB in de kosten van het geding.
1.3 [B] heeft bij op 23 augustus 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van [A] af te wijzen en, voorwaardelijk, bij wijze van voorziening, één of meer deskundigen aan te wijzen teneinde de waarde van de aandelen van [A] vast te stellen en te bepalen dat die aandelen vervolgens door [A] worden aangeboden aan [B] tegen betaling van een met die waarde overeenkomstige prijs, alsmede [A] te veroordelen in de kosten van het geding.
1.4 FTB heeft bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 24 augustus 2017, geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van [A] in de kosten van het geding.
1.5 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 september 2017. Bij die gelegenheid hebben mrs. Hoff en Van Emst, mr. Bosscher en mr. Mense de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en wederpartijen overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen toegezonden (nadere) producties (producties 31 en 32 en producties 33 tot en met 39 van de zijde van [A] , productie B1 tot en met B5 van de zijde van [B] en productie 5 tot en met 7 van de kant van FTB). Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.6 Ter terechtzitting heeft mr. Bosscher zijn eerder bij e-mail kenbaar gemaakte bezwaar gehandhaafd tegen de door mrs. Hoff en Van Emst voormeld ingediende nadere producties 33 tot en met 39, gelet op het tijdstip van indiening, te weten drie dagen voor de zitting. Mr. Mense heeft het voorwaardelijk verzoek van [B] , zoals hierboven onder 1.3 verwoord, ingetrokken.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1FTB is op 6 mei 2004 door [B] opgericht, destijds onder de naam Functionele Training Baarn B.V. [B] was aanvankelijk enig aandeelhouder en bestuurder van FTB.
2.2FTB drijft een onderneming die zich toelegt op het verlenen van fysiotherapeutische - en andere therapeutische behandelingen. Er zijn veertien personen werkzaam voor FTB, deels in loondienst en deels als zelfstandigen.
2.3Op 20 oktober 2012 heeft [B] namens FTB een overeenkomst ondertekend met [A] en [D] , beiden Cesar oefentherapeut, waarbij laatstgenoemden elk hun aandeel in hun praktijk “Centrum voor bewegen en bewustzijn” aan FTB hebben overgedragen. [A] en [D] zijn in dat kader in loondienst getreden bij FTB; [A] als mindfulnesstrainster en dat reeds per 1 juli 2012.
2.4Op 22 december 2014 zijn de statuten van FTB gewijzigd, waarbij onder meer een raad van commissarissen werd ingesteld. [E] (hierna: [E] ) en [F] (hierna: [F] ) werden benoemd als commissarissen. Ook bevatten de statuten een blokkeringsregeling (artikel 14) en is in de statuten voorzien in besluitvorming van aandeelhouders buiten de algemene vergadering, mits de vergadergerechtigden daarmee schriftelijk of langs elektronische weg hebben ingestemd (artikel 27).
2.5Per diezelfde datum is [A] 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van FTB gaan houden na betaling van de koopsom die volgens de leveringsakte € 6.000 bedroeg; [B] behield de overige 50%. [D] is met pensioen gegaan.
2.6Per 1 januari 2015 vormden beide aandeelhouders samen het bestuur van FTB en waren zij als bestuurders gezamenlijk bevoegd FTB te vertegenwoordigen.
2.7Kort hierna kreeg [B] te kampen met gezondheidsproblemen, ten gevolge waarvan hij per 15 februari 2015 arbeidsongeschikt was. De verzekeraar waarbij [B] in privé een arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten heeft diens arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80-100% en hem daarmee corresponderende uitkeringen gedaan. Sindsdien heeft feitelijk alleen [A] de bestuurstaken vervuld.
2.8Bij schrijven van 29 januari 2016 heeft [A] aangekondigd per 30 maart 2016 af te treden als bestuurder en ontslag te nemen als werkneemster van FTB. Zij heeft daarbij voorgesteld een persoon aan te stellen die het dagelijks bestuur op zich kan nemen, aangezien [B] daartoe nog altijd niet in staat was.
2.9Op 1 maart 2016 is [G] voor de duur van vier maanden aangesteld als interim-directeur. [A] oefent haar mindfulnesspraktijk sinds de beëindiging van het arbeidscontract met FTB elders uit.
2.1Sinds 1 april 2016 is [B] weer enig statutair bestuurder van FTB; hij is echter nog niet arbeidsgeschikt. Bij schrijven van 6 april 2016 heeft hij [G] , [A] en de commissarissen onder meer het volgende bericht:
“Vanaf het eerste begin tot nu toe heb ik (ondanks mijn ziek zijn) omzet gegenereerd met aan huis behandelingen, verkoop van apparatuur, trainingen en het schrijven van schema’s. In eerste instantie in eigen agenda, later in agenda van anderen om geen vragen van de verzekering te krijgen.”
2.11Bij e-mail van 1 april 2016, met als onderwerp “
Definitieve jaarrekening 2015”, heeft [H] , werkzaam bij Administratiekantoor Syfers (hierna: [H] ), [B] , [A] , [E] , [G] en Van Helden het volgende gemeld:
“Beste allemaal,
Bijgevoegd de definitieve jaarcijfers 2015. Zoals reeds besproken is het rapport op de volgende punten gewijzigd ten opzichte van het eerdere concept: (…). Zodra de jaarstukken zijn vastgesteld door de directie dan ontvangen we daarvan graag bericht, zodat we tijdig de publicatiestukken kunnen opmaken en deponeren. (…)”
2.12In reactie daarop heeft [E] diezelfde dag [A] , [B] en [F] gemaild, met c.c. aan [G] :
“Beste Allen,
Nu de RvC instemt met de door[ [H] ]
voorgestelde definitieve versie van de jaarrekening 2015, stel ik voor dat ook de beide aandeelhouders deze schriftelijk goedkeuren, zodat we daarvoor niet apart bij elkaar hoeven te komen en[ [H] ]
ze kan deponeren.”
2.13Op 12 april 2016 heeft [B] per e-mail aan [H] en [F] , met c.c. aan [E] , [A] en [G] , het volgende bericht:
“
Beste allen,
Hierbij mijn akkoord voor de jaarrekening 2015. (…)”
Ook [A] heeft haar akkoord gegeven voor de jaarrekening 2015.
2.14In een gezamenlijke e-mail d.d. 22 april 2016 aan [B] en [A] hebben [E] en [F] bericht dat zij beiden hebben besloten met onmiddellijke ingang als commissarissen terug te treden. In die brief hebben zij aangehaald dat zij op 7 april 2016, naar aanleiding van het bericht van [B] van 6 april 2016 (2.10), bij [B] een aantal precaire onderwerpen onder de aandacht hebben gebracht (waaronder (een vermoeden van) verzekeringsfraude), maar dat hij daar niet op heeft gereageerd. In hun opvolging is niet voorzien. Ook het tijdelijke contract van interim-directeur [G] is niet verlengd, terwijl [B] nog steeds arbeidsongeschikt was.
2.15Op de algemene vergadering van 28 juni 2016 is de jaarrekening 2015 niet geagendeerd. Wel is toen decharge verleend aan het bestuur over het in 2015 gevoerde beleid.
2.16In mei 2016 heeft een externe partij een bod gedaan op de aandelen in FTB. Tot een koopovereenkomst is het echter niet gekomen. Die partij heeft vervolgens een bod van € 65.000 gedaan op de aandelen in FTB die [A] hield, gepaard gaande met een werk-/inkomstengarantie voor [A] . Op 8 juli 2016 heeft [A] daarop haar aandelen in FTB aan [B] aangeboden voor een bedrag van € 100.000, welk aanbod [B] heeft afgeslagen.
2.17[B] heeft [A] op 5 augustus 2016 gedagvaard voor rechtbank Midden-Nederland. Zijn eis hield een verbod tot overdracht van Doelemans aandelen in FTB aan een derde in strijd met de statutaire blokkeringsregeling in, alsmede ontbinding van de overeenkomst op grond waarvan in 2014 Nowees aandelen in FTB aan haar zijn overgedragen, nu [A] de goodwill die zij als betaling voor die aandelen had ingebracht, bij haar vertrek uit FTB weer zou hebben meegenomen.
2.18Op 13 december 2016 heeft [B] [A] per e-mail opgeroepen voor een aandeelhoudersvergadering, waarbij “goedkeuring jaarrekening 2015” een van de agendapunten was. [A] heeft [B] daarop bericht dat zij dat agendapunt niet kan plaatsen, omdat die jaarrekening al was vastgesteld.
2.19[B] heeft op 25 januari 2017 een aangepaste versie van de jaarrekening 2015 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Deze versie week af van de versie van 1 april 2016 met betrekking tot uitbetaling van overuren en vakantie-uren aan [A] en is niet door de algemene vergadering vastgesteld.
2.2Nadat [B] op 8 februari 2017 opnieuw een agenda voor een algemene vergadering had gestuurd aan [A] , waarbij “goedkeuring jaarrekening 2015” een van de agendapunten was (onder 3), heeft [A] op 10 februari 2017 [B] het volgende gemaild:
“Het door jou ingebrachte agendapunt 3 kan geen agendapunt zijn, daar de jaarrekening 2015 vorig jaar al is vastgesteld door de AvA langs elektronische weg. (…) De jaarrekening 2015 dient als destijds opgemaakt, goedgekeurd en vastgesteld gedeponeerd te worden. (…) Als je toch doordrukt en de jaarrekening 2015 opnieuw in stemming brengt zal ik tegenstemmen.”
2.21Op de algemene vergadering van 23 februari 2017 is het concept van de jaarrekening 2016 besproken. Onder de post Personeelskosten zijn onder meer bedragen verantwoord ter zake van vakantie- en overuren over 2015 van [I] , de echtgenote van [B] , verloning (acht uur per week), pensioen en vakantiegeld over 2015 voor [B] . De jaarrekening 2016 is niet vastgesteld.
2.22Bij vonnis van 30 augustus 2017 van rechtbank Midden-Nederland zijn de vorderingen van [B] (zie 2.17) afgewezen.