Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste griefheeft [appellant] bestreden dat er aan de zijde van Rochdale een spoedeisend belang bestaat bij de vorderingen. De grief faalt. De burgemeester heeft het gehuurde bij voornoemd besluit van 7 april 2016 gesloten op grond van het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet. Dit gaf Rochdale de bevoegdheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Zij heeft dit gedaan. [appellant] heeft geweigerd het gehuurde te verlaten. Hiermee is het spoedeisend belang gegeven.
grief 4richt [appellant] zich tegen de uitkomst van de afweging door de kantonrechter van de belangen van Rochdale en [appellant] . Nu volgens [appellant] onjuist is dat hij vanuit het gehuurde heeft gehandeld in harddrugs en hij het gehuurde ook niet als opslag heeft gebruikt, heeft hij zich niet gerealiseerd (en niet kunnen realiseren) dat hij ontruimd zou kunnen worden. Dat risico heeft hij niet aanvaard. Mede gezien zijn medische problematiek moet de belangenafweging in zijn voordeel uitvallen.