In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de uithuisplaatsing van haar drie kinderen is verlengd. De moeder heeft op 26 juli 2017 hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van 22 mei 2017 en 12 juni 2017, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is verleend. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en tijdelijk uit huis geplaatst vanwege zorgen over de opvoedingssituatie van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2017 zijn de moeder, de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De moeder voert aan dat zij stappen heeft gezet om de gronden voor de uithuisplaatsing weg te nemen, waaronder het verbeteren van haar huisvesting en financiële situatie. De GI en de raad adviseren om de bestreden beschikkingen te bekrachtigen, omdat de kinderen in een observatieprogramma zitten en er zorgen zijn over hun ontwikkeling bij de moeder. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden om het observatietraject bij de jeugdzorginstelling af te ronden en om te kijken naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De beslissing van het hof is om de behandeling van de zaak pro forma aan te houden tot uiterlijk binnen tien dagen na deze beschikking, waarna de zaak opnieuw op zitting zal worden gepland.