3.3In de huwelijkse voorwaarden is, voor zover thans van belang, onder meer het volgende bepaald:
Kosten huishouding
Artikel 7
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, (…) alsmede de kosten van ontwikkeling en ontspanning van de gezinsleden, worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
Onder deze kosten worden mede verstaan premies voor gebruikelijke verzekeringen, de huurprijs voor de echtelijke woning en renten van geldleningen aangegaan ten behoeve van de financiering van voor het gemeenschappelijke huishouden bestemde zaken zoals de echtelijke woning, de vakantiewoning, de inboedel en de gezinsauto(s).
2. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het te veel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
Afrekening aan het einde van het huwelijk bij echtscheiding of overlijden
Artikel 15
1. Ingeval het huwelijk wordt ontbonden (…), heeft ieder van de echtgenoten het recht te vorderen dat er verrekening van de vermogens van de echtgenoten plaatsvindt, zo dat ieder van de partijen gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe zij gerechtigd zouden zijn indien tussen de echtgenoten de algehele gemeenschap van goederen had bestaan.
2. De verrekening heeft plaats (…) ingeval van echtscheiding (…) naar de toestand per de aanvang van de dag van het instellen van een verzoekschrift daartoe.
(…)
3. Het vermogen van ieder van de echtgenoten bestaat uit het saldo van zijn bezittingen en schulden. (…)
(…)
4. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert zo, dat ieder van hen de helft geniet van de waarde van de vermogens.
5. De uitkering moet worden gedaan in geld en wel binnen drie jaar na de ontbinding van het huwelijk (…).
6. Ingeval gewichtige redenen zich tegen prompte voldoening verzetten zullen de echtgenoten een redelijke betalingsregeling – al of niet met zekerheidsstelling en al of niet met rente – treffen, waarbij de belangen van beiden in acht worden genomen.
7. Geen verrekening vindt plaats indien op het tijdstip van de ontbinding van het huwelijk (…) een echtgenoot in surséance van betaling verkeert dan wel een echtgenoot in staat van faillissement verkeert of heeft verkeerd; na het einde van het faillissement zal wel verrekening plaatsvinden, indien het vermogen van de desbetreffende ex-gefailleerde echtgenoot positief is.
(…)