4.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Op 13 oktober 2006 is [P.C.M. H.] B.V. (hierna te noemen: [H.] B.V.) in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator in die hoedanigheid.
(ii) Enig bestuurder en enig aandeelhouder van [H.] B.V. is [H.] Beheer B.V. (hierna te noemen: [H.] Beheer), waarvan enig bestuurder is [P.C.M. H.] .
(iii) Tussen [H.] B.V. en [H.] Beheer heeft vanaf 2001 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting bestaan. In de jaren 2001 en 2002 heeft [H.] B.V. winst gemaakt, waarover vennootschapsbelasting is betaald. In het jaar 2003 is verlies geleden. Dit verlies deed een aanspraak ontstaan op teruggave van een gedeelte van de eerder voldane vennootschapsbelasting. In juli 2005 werd aangenomen dat het te ontvangen bedrag € 94.519,-- zou zijn.
(iv) [appellante sub 1] en [appellante sub 2] hebben vóór juli 2005 werkzaamheden verricht voor [H.] B.V. en [H.] Beheer, [appellante sub 1] als accountant en [appellante sub 2] als advocaat, waarvoor zij in die maand nog geen betaling hadden ontvangen. Op 11 juli 2005 is namens [H.] B.V. en [appellante sub 2] en op 13 juli 2005 namens [appellante sub 1] een akte van cessie ondertekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“- [H.] heeft een vordering op de Staat (…) voor een bedrag van € 94.519,00 (…);
- [appellante sub 1] heeft een opeisbare vordering op [H.] van tenminste € 25.000,00 uit hoofde van verrichte werkzaamheden;
- [appellante sub 2] heeft een opeisbare vordering op [H.] van ten minste € 25.000 uit hoofde van verrichte werkzaamheden;
- [H.] heeft een bankrekening bij de Rabobank, over het saldo waarvan hij vrijelijk kan beschikken;
- [H.] heeft de belastingdienst verzocht het haar toekomende bedrag op die bankrekening bij te schrijven, waarna hij voornemens is [appellante sub 1] en [appellante sub 2] te voldoen;
- [H.] heeft tevens een bankrekening bij (…) ABN AMRO (…). Deze rekening heeft een debetstand van meer dan € 700.000,00;
- [H.] vreest dat de belastingdienst de voor haar bestemde gelden op haar ABN AMRO (…) rekening zal storten, niettegenstaande de andersluidende instructie. Zij zal in dat geval niet in staat zijn om over de gelden te beschikken, omdat de ABN AMRO (…) deze zal willen verrekenen.
- [H.] acht dat onwenselijk, nu de ABN AMRO over tal van zekerheden beschikt, waarmee haar vordering kan worden voldaan.
1. Door ondertekening van deze akte van cessie draagt [H.] een deel van haar hierboven in de considerans omschreven vordering op de Belastingdienst, zijnde € 69.519,00 (…) alsmede de eventueel verschuldigde rente over aan [appellante sub 1] , onder de voorwaarde dat [appellante sub 1] van dit bedrag € 44.519,00 alsmede de eventueel verschuldigde rente terugbetaalt aan [H.] op een door [H.] aan te wijzen bankrekening. Door ondertekening van deze akte aanvaardt [appellante sub 1] deze overdracht, onder de geschetste voorwaarden.
2. Door ondertekening van deze akte van cessie draagt [H.] het restant van haar hierboven in de considerans omschreven vordering op de Belastingdienst, zijnde € 25.000,00, over aan [appellante sub 2] . Door ondertekening van deze akte aanvaardt [appellante sub 2] deze overdracht;
3. Partijen zullen de belastingdienst (…) mededeling doen van deze akte van cessie.”
Bij brief van 11 juli 2005 is van de cessie mededeling gedaan aan de Belastingdienst.
( v) Op 2 augustus 2005 heeft ABN AMRO het krediet aan [H.] B.V. opgezegd.
(vi) Op 27 oktober 2005 heeft de Belastingdienst bedragen van € 6.533,-- en € 66.759,-- overgemaakt op de rekening van [appellante sub 1] , met de omschrijvingen “305/1003026/810081003V260112 [P.C.M. H.] Beheer B.V.”, respectievelijk 305/1003025/810081003V160310 [P.C.M. H.] Beheer B.V.”. Deze betalingen waren voorafgegaan door een aankondiging daarvan op 27 september 2005 gericht aan [H.] Beheer B.V. De bij de betalingen vermelde omschrijvingen betreffen verliesverrekeningscodes waarbij aan [H.] Beheer B.V. wordt gerefereerd.
(vii) [appellante sub 1] heeft van de ontvangen bedragen € 25.000,-- aan [appellante sub 2] doorbetaald met de omschrijving “jouw deel van de cessie”. [appellante sub 1] heeft voorts een bedrag van € 20.537,-- aan [appellante sub 2] betaald met de omschrijving “voor Piet [H.] ”, restant cessie, zie brief”. Daarnaast heeft zij aan de Belastingdienst de bedragen € 2.672,-- en € 83,-- voldaan onder de vermelding [P.C.M. H.] ”.
(viii) Op 12 juni 2009 heeft de curator op de voet van art. 42 Fw de cessie door een buitengerechtelijke verklaring jegens [appellante sub 1] vernietigd.