ECLI:NL:GHAMS:2017:4516

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
23-001804-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2016. De verdachte, geboren in 1978, is beschuldigd van mishandeling van zijn vriendin op 3 februari 2015 te Warmenhuizen, gemeente Schagen. De tenlastelegging omvat het slaan en schoppen van het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte wordt vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is vastgesteld, en het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. De advocaat-generaal heeft een vergelijkbare straf gevorderd, maar het hof heeft geoordeeld dat deze niet recht doet aan de ernst van het feit. Het hof heeft de straffen aangepast en een taakstraf van 30 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, onder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd van 2 jaren.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken op 3 november 2017, waarbij mr. E. Mijnsberge en mr. J.H.C. van Ginhoven niet in staat waren om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001804-17
datum uitspraak: 3 november 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-021648-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2015 te Warmenhuizen, gemeente Schagen [slachtoffer] heeft mishandeld door deze op de arm en/of tegen het hoofd te stompen/slaan en/of tegen het been te schoppen/trappen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 februari 2015 te Warmenhuizen, gemeente Schagen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze op de arm en tegen het hoofd te slaan en tegen het been te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, door zijn vriendin te slaan en te schoppen, inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Bij slachtoffers van dergelijk geweld blijven gevoelens van angst en onzekerheid veelal gedurende lange tijd bestaan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2017 is hij reeds tweemaal eerder ter zake van mishandeling van zijn partner veroordeeld. Uit de rapportage van de reclassering van 14 april 2015 blijkt dat de verdachte geen medewerking heeft verleend aan de terugvalpreventietraining huiselijk geweld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van het feit. Het hof acht, alles afwegende, evenals de politierechter, een taakstraf van na te melden duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. E. Mijnsberge en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2017.
Mr. E. Mijnsberge en mr. J.H.C. van Ginhoven zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.