In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2017. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van brandstichting, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat, volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van brandstichting.
Daarnaast was er een tweede tenlastelegging, namelijk bedreiging met brandstichting. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van [naam 1] en/of medewerkers van [naam 2] met brandstichting op 25 september 2016. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 4 mei 2017 en 10 augustus 2017 uitgevoerd en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van de bedreiging zou worden vrijgesproken.
Het hof heeft geconcludeerd dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft het de verdachte vrijgesproken van de bedreiging met brandstichting. De beslissing van het hof is genomen in een openbare terechtzitting en is uitgesproken door de meervoudige strafkamer.