ECLI:NL:GHAMS:2017:4506
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen omzetting werkstraf in jeugdzaken
In deze zaak gaat het om een bezwaar tegen de omzetting van een werkstraf naar jeugddetentie, ingediend door een appellant die in 1998 is geboren en momenteel gedetineerd is in JJI Lelystad. Het bezwaarschrift is op 16 juni 2017 ingediend en richt zich tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie van 7 juni 2017, die de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie aankondigt. De appellant had eerder een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren opgelegd gekregen, die niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de huidige situatie.
Tijdens de zitting op 10 augustus 2017 heeft het hof de appellant, zijn raadsvrouw, de advocaat-generaal en vertegenwoordigers van de Jeugd en Gezinsbeschermers en de Raad gehoord. De raadsvrouw pleitte voor het gegrond verklaren van het bezwaar, zodat de appellant de werkstraf alsnog kan verrichten. De advocaat-generaal daarentegen concludeerde tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Het hof overweegt dat de appellant zelf verantwoordelijk is voor het falen van de werkstraf, aangezien hij herhaaldelijk zonder afmelding niet op gesprekken is verschenen en zich niet aan afspraken heeft gehouden. Ondanks de moeilijke omstandigheden van de appellant, heeft hij meerdere kansen gekregen om zijn werkstraf uit te voeren, maar deze niet benut. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de beslissing van het openbaar ministerie te wijzigen en verklaart het bezwaar ongegrond.