ECLI:NL:GHAMS:2017:4504

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
23-000751-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Leerplichtwet door ouder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 december 2016 was gewezen. De verdachte, een ouder, was beschuldigd van het niet naleven van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot zijn jongere kind, dat ingeschreven stond op de Alphons Laudyschool. De tenlastelegging betrof de periode van 31 augustus 2016 tot en met 29 september 2016, waarin de verdachte niet zorgde dat zijn kind regelmatig naar school ging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De straf die door de kantonrechter was opgelegd, bestond uit een geldboete van € 1.000, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke hechtenis van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had een lagere geldboete van € 500 geëist, maar het hof besloot uiteindelijk tot een geldboete van € 1.000, met de mogelijkheid om in termijnen te betalen, gezien de geringe draagkracht van de verdachte. Het hof benadrukte het belang van de Leerplichtwet en de verantwoordelijkheid van ouders om schoolverzuim te voorkomen. De beslissing van het hof werd genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000751-17
datum uitspraak: 10 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-224410-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1949,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2016 tot en met 29 september 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op [geboortedag 2] 2001, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere [minderjarige], geboren op [geboortedag 2] 2001, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Alphons Laudyschool, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 31 augustus 2016 tot en met 29 september 2016 te Amsterdam, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op [geboortedag 2] 2001, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Alphons Laudyschool, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om te zorgen dat zijn zoon de school waar hij stond ingeschreven geregeld bezocht. De Leerplichtwet 1969 verplicht de ouder hiervoor te zorgen om op deze manier in het belang van de jongere te trachten schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Vanwege de geringe draagkracht van de verdachte zal het hof bepalen dat het onvoorwaardelijke gedeelte van deze geldboete in termijnen mag worden betaald.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. P.F.E. Geerlings en mr. C.M. Degenaar, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 augustus 2017.