ECLI:NL:GHAMS:2017:4503

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
23-000340-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Leerplichtwet 1969 door een jongere

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 19 januari 2017. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor het niet naleven van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet volgen van het volledige onderwijsprogramma aan ROC Zaanstreek-Waterland in de periode van 29 maart 2016 tot en met 9 mei 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aan zijn leerplicht heeft voldaan, aangezien hij niet regelmatig de school bezocht, terwijl hij nog geen startkwalificatie had behaald.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het leerplichtverzuim. De straf die door de kantonrechter was opgelegd, bestond uit een voorwaardelijke werkstraf van 15 uren en 7 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een werkstraf van 15 uren op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft daarbij het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 15 uren, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000340-17
datum uitspraak: 10 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 19 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-133167-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 maart 2016 tot en met 9 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in nederland, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969, terwijl hij als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten ROC Zaanstreek-Waterland stond ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, het volledige onderwijsprogramma respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling werd aangeboden, dan wel de instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, als bedoeld in paragraaf 2 van genoemde wet was geëindigd en hij nog geen startkwalificatie had behaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt dan de kantonrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 29 maart 2016 tot en met 9 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969, terwijl hij als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten ROC Zaanstreek-Waterland, stond ingeschreven, op grond van artikel 4a, eerste lid, het volledige onderwijsprogramma respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling werd aangeboden, dan wel de instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, als bedoeld in paragraaf 2 van genoemde wet was geëindigd en hij nog geen startkwalificatie had behaald.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 6 maanden, en met oplegging van verplicht jeugdreclasseringscontact als bijzondere voorwaarde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan leerplichtverzuim door gedurende een periode van ruim een maand regelmatig, in totaal een groot aantal uren ongeoorloofd afwezig te zijn op school. De Leerplichtwet 1969 verplicht de jongere de school na inschrijving regelmatig te bezoeken om op deze manier in het belang van een goede en ononderbroken opleiding voor die jongere te trachten schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 januari 2017.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden. In de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep zijn geschetst, ziet het hof – anders dan de kantonrechter en met hem de advocaat-generaal – geen reden voor het opleggen van enige bijzondere voorwaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.M. Degenaar, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 augustus 2017.