In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 19 januari 2017. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor het niet naleven van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet volgen van het volledige onderwijsprogramma aan ROC Zaanstreek-Waterland in de periode van 29 maart 2016 tot en met 9 mei 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aan zijn leerplicht heeft voldaan, aangezien hij niet regelmatig de school bezocht, terwijl hij nog geen startkwalificatie had behaald.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het leerplichtverzuim. De straf die door de kantonrechter was opgelegd, bestond uit een voorwaardelijke werkstraf van 15 uren en 7 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een werkstraf van 15 uren op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft daarbij het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 15 uren, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.