ECLI:NL:GHAMS:2017:4454

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
200.218.375/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezagskwesties en jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind a]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter van 28 maart 2017 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [kind a] was verlengd tot 14 april 2018. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) was verweerster in deze procedure. De moeder heeft in het verleden te maken gehad met verschillende jeugdzorgtrajecten en heeft ook andere kinderen, [kind b] en [kind c], die onder toezicht staan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2017 zijn de moeder, de GI en de raad voor de kinderbescherming verschenen. De vader was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof heeft na de behandeling aanvullende informatie ontvangen van de GI over de voortgang van de hulpverlening aan de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om op vrijwillige basis door te gaan met begeleiding, maar dat zij ook een kans verdient om dit zonder bemoeienis van de GI te doen.

Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en een nadere mondelinge behandeling te plannen om partijen opnieuw te horen over de stand van zaken van het Nika-traject en de eventuele vervolghulpverlening. De beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling is aangehouden, en de volgende zitting is gepland op 15 november 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.218.375/01
zaaknummer rechtbank: C/13/623860/JE RK 17-156
beschikking van de meervoudige kamer van 31 oktober 2017 inzake:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J. Gebuijs te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [X] (hierna te noemen: de vader);
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ).
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de kinderrechter) van 28 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 23 juni 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van bovengenoemde beschikking van 28 maart 2017.
2.2
De GI heeft op 27 juli 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht met bijlagen van 17 augustus 2017 van de zijde van de moeder, ingekomen op 17 augustus 2017;
- een journaalbericht met bijlagen van 21 augustus 2017 van de zijde van de moeder, ingekomen op 23 augustus 2017;
- een brief met bijlagen van 24 augustus 2017 van de zijde van de GI, ingekomen op 28 augustus 2017;
- een journaalbericht met bijlagen van 28 augustus 2017 van de zijde van de moeder, ingekomen op 28 augustus 2017;
- een journaalbericht met bijlagen van 29 augustus 2017 van de zijde van de moeder, ingekomen op 29 augustus 2017.
2.4
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2017. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Gebuijs voornoemd;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers;
Tevens is verschenen [de oma] , de moeder van de moeder (hierna: de oma).
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.5
Na de behandeling ter zitting in hoger beroep heeft het hof nog ontvangen een brief van de GI van 16 oktober 2017 met betrekking tot de ontwikkelingen na de mondelinge behandeling. Bij op 23 oktober 2017 ter griffie van het hof ingekomen brief heeft de moeder op de brief van de GI gereageerd.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) is [kind a] geboren [in] 2014 te Amsterdam. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind a] .
3.2
De moeder heeft nog twee kinderen uit een eerdere relatie: [kind b] en [kind c] . [kind b] is geboren [in] 2007 en [kind c] [in] 2010.
De moeder is belast met het gezag over [kind b] . De moeder en de oma zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind c] .
3.3
De kinderen hebben vanaf augustus 2015 ( [kind b] en [kind c] ) en april 2016 ( [kind a] ) enige tijd bij de oma verbleven in het vrijwillig kader.
3.4
Bij beschikking van 14 april 2016 van de kinderrechter zijn [kind a] en de andere twee kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 14 oktober 2016. De ondertoezichtstellingen zijn nadien telkens verlengd, laatstelijk bij de bestreden beschikking van 28 maart 2017 tot 14 april 2018.
3.5
In het kader van de ondertoezichtstelling is bij dezelfde beschikking van 14 april 2016 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [kind b] en [kind c] in een voorziening voor pleegzorg, tot 14 oktober 2016.
3.6
Vanwege conflicten tussen de moeder en de oma heeft de kinderrechter bij beschikking van 29 juni 2016 bij wege van spoedmaatregel machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [kind a] , [kind b] en [kind c] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken.
3.7
De machtiging tot uithuisplaatsing van de drie kinderen in een voorziening voor pleegzorg is bij beschikking van 12 juli 2016 van de kinderrechter verlengd tot 14 oktober 2016. Deze beschikking is door dit hof bij beschikking van 11 oktober 2016 bekrachtigd.
3.8
[kind a] en [kind c] zijn vervolgens weer bij de moeder gaan wonen. [kind b] is krachtens een bij beschikking van 11 oktober 2016 verleende machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerkpleeggezin van de oma geplaatst tot 14 april 2017.
3.9
In maart 2017 heeft de moeder [kind c] weer bij de oma gebracht. Hierop is bij de in zoverre niet bestreden beschikking van 28 maart 2017 machtiging verleend tot uithuisplaatsing voor verblijf van [kind c] bij de oma tot 14 april 2018. Tevens is de machtiging uithuisplaatsing van [kind b] bij oma tot 14 april 2018 verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [kind a] met ingang van 14 april 2017 verlengd tot 14 april 2018.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling ten aanzien van [kind a] alsnog af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Bij voormelde brief van 16 oktober 2017 heeft de GI het hof bericht dat het door de moeder te volgen traject bij Nika, Arkin BGGZ, nog niet is afgerond en dat daardoor nog niet duidelijk is welke vervolghulpverlening eventueel nog wordt geadviseerd. De moeder heeft in haar reactie van 23 oktober 2017 - verkort weergegeven - naar voren gebracht dat ook in deze brief punten staan die zij niet herkent of waar zij niets van weet, dat zij bereid is op vrijwillige basis door te gaan met begeleiding bij Altra en dat zij een kans verdien om dit zonder bemoeienis van de GI te kunnen doen.
5.2
Het hof ziet in deze na de mondelinge behandeling ingekomen informatie aanleiding het onderzoek te heropenen en om een nadere mondelinge behandeling te bepalen teneinde partijen nader te horen op het verzoek, met name over de stand van zaken van het Nika-traject en de eventuele vervolghulpverlening.
5.3
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof:
heropent het onderzoek:
bepaalt een nadere mondelinge behandeling op
donderdag 15 november 2017 om 11:00 uur;
beveelt de oproeping van belanghebbenden om te verschijnen ter terechtzitting met gesloten deuren van de meervoudige familiekamer op voormeld(e) datum en tijdstip, teneinde op het verzoek te worden gehoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. T.A.M. Tijhuis en
mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 31 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken.