Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. [de minderjarige] is een kwetsbare jongen die veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt in zijn nog jonge leven, waaronder de scheiding van zijn ouders, een verhuizing en een nieuwe gezinssituatie. Ten tijde van het raadsonderzoek werd [de minderjarige] belast in zijn loyaliteit vanwege de strijd tussen zijn ouders. Deze situatie is sindsdien niet veranderd. Beide partijen willen het beste voor [de minderjarige] , maar het lukt hen tot nu tot onvoldoende om – zonder begeleiding van een traject als “Kinderen uit de Knel” – hun onderlinge communicatie te verbeteren. Bovendien zijn er vermoedens van een lage intelligentie en van een stoornis in het autistisch spectrum en zijn er zorgen over de leercapaciteiten van [de minderjarige] . Op school heeft [de minderjarige] een zogenoemd rugzakje.
[de minderjarige] heeft sinds het uiteengaan van partijen steeds bij de vrouw gewoond. Ook tijdens het huwelijk van partijen lag het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] – naar door de man niet is betwist – bij de vrouw. De vrouw vormt aldus de stabiele factor in het leven van [de minderjarige] . In hetgeen de man heeft aangevoerd en mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, ziet het hof – evenals de raad – onvoldoende aanwijzingen voor het oordeel dat de vrouw niet goed voor [de minderjarige] zou zorgen of niet in staat zou zijn de opvoeding van [de minderjarige] aan te kunnen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de vrouw hulpverlening voor zichzelf en voor [de minderjarige] heeft gezocht. Evenmin ziet het hof in de door de man op 1 augustus 2017 ingediende stukken, gezien de reactie van de vrouw hierop, aanleiding voor een ander oordeel.
Hoewel de huidige zorgregeling, met name de vakantieregeling, niet zonder problemen verloopt, heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat de vrouw [de minderjarige] bij hem wil weghouden, reeds omdat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de man momenteel om het weekend omgang met [de minderjarige] heeft. Ook de raad heeft tijdens zijn onderzoek geconstateerd dat de vrouw het contact tussen de man en [de minderjarige] op zichzelf niet wil frustreren. In dit verband acht het hof nog van belang dat – daargelaten hoe de aanmelding voor het traject “Kinderen uit de Knel” exact is verlopen – beide partijen ter zitting in hoger beroep te kennen hebben gegeven dat zij zich willen inzetten dit traject te doorlopen om hun onderlinge communicatie te verbeteren, dat reeds een (intake)gesprek heeft plaatsgevonden en dat dit traject in september/oktober 2017 van start zal gaan.
Daarbij komt dat [de minderjarige] in zijn huidige opvoedomgeving opgroeit met zijn (half)broertje en (half)zusje, vriendjes en vriendinnetjes heeft en de school van [de minderjarige] erg betrokken is. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen.
Bovendien is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de man op dit moment nog bij zijn ouders inwoont en niet over een zelfstandige woning beschikt. Maar ook als dat anders zou zijn geweest, zou dit naar het oordeel van het hof geen verschil maken voor de uitkomst van deze afweging.