In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant], een architect, tegen De Vier Jaargetijden B.V., een projectontwikkelaar. De architect heeft bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke sloop en wijziging van een kantoorpand dat hij in 1978 heeft ontworpen. Het kantoorpand, dat onder de bescherming van de Auteurswet valt, heeft jarenlang leeggestaan en is nu in gebruik als appartementencomplex. De architect vordert een verbod op de wijzigingen, omdat hij vreest voor inbreuk op zijn auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten. De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van de architect afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De architect stelt dat de wijzigingen aan de noordgevel in strijd zijn met de redelijkheid en dat de aanpassingen aan de zuidgevel kunnen leiden tot reputatieschade. De projectontwikkelaar heeft de wijzigingen verdedigd als noodzakelijk voor de nieuwe woonfunctie van het pand. Het hof heeft de grieven van de architect beoordeeld en geconcludeerd dat de wijzigingen aan de noordgevel niet in strijd zijn met de redelijkheid en dat er geen gevaar voor reputatieschade bestaat.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van de architect af. De architect wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 15.000,-- voor salaris en € 718,-- aan verschotten. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.